Het Romeinse muntsysteem

Geplaatst op dinsdag 03 april 2007 @ 00:11 , 11718 keer bekeken

In de steden van Groot-Griekenland (Zuid-Italië) had men zilveren munten vanaf de 6de eeuw v.C. In Etrurië (ten noorden van Rome) begon men geld te gebruiken in de 5de eeuw v.C. Op dat ogenblik bestonden munten in de rest van Italië uit ruwe stukken brons (aes rude) van een onregelmatig gewicht en zonder kenteken of waarde.

Het Latijnse woord pecunia ('geld') is afgeleid van pecus ('vee'), waaruit kan worden begrepen dat dieren oorspronkelijk als ruilmiddel werden gebruikt. Gemunt geld in de vorm van bronzen staven met een vast gewicht (ca. 1,5 kg) en door de staat officieel gestempeld (vandaar aes signatum) werd in Rome niet vroeger dan het begin van de 3de eeuw v.C. ingevoerd. 

Sestertius met afbeelding van keizer Caracalla

De Romeinse munteenheid was de bronzen as (een samentrekking van aes), waarvan de waarde oorspronkelijk overeenstemde met een gewicht van 327,45 g brons (een libra of Romeins pond). De as was onderverdeeld in twaalfdelige breuken, waarvan vijf met afzonderlijke munten: semis (1/2 as), triens (1/3 as), quadrans (1/4 as), sextans (1/6 as) en uncia (1/12 as). 

8 Denariï

Vanaf het einde van de 3de eeuw v.C. sloeg men ook zilveren munten, waarvan de waarde een veelvoud van de as was: de sestertius (2,5 asses), de quinarius (5 asses) en de denarius (10 asses). Geldbedragen werden gewoonlijk uitgedrukt in sestertii. Toen later de Romeinse munt gedevalueerd werd, gingen er (ondanks de namen) in een sestertius, een quinarius en een denarius resp. 4, 8 en 16 asses. 

In de 1ste eeuw v.C. werd er een gouden munt ingevoerd: de (nummus) aureus ter waarde van 100 sestertii of 25 denarii. Caesar was de eerste om zijn eigen hoofd op munten te laten afbeelden. Hij werd daarin gevolgd door de keizers na hem. Ook de aureus verminderde in waarde in de loop van de volgende eeuwen. 

Een as met afbeelding van Germanicus

Men neemt aan dat de theoretische waarde (afgezien van de koopkracht) van de as in de laatste eeuwen van de republiek 0,054 goudfrank bedroeg. Zo kan men de volgende theoretische waarden toekennen aan de Romeinse munten aan het einde van de republiek:

  • as = 0,054 goudfrank
  • sestertius = 4 asses = 0,216 goudfrank
  • quinarius = 8 asses = 0,432 goudfrank
  • denarius = 16 asses = 0,864 goudfrank
  • aureus = 25 denarii = 21,60 goudfrank 

Quinarius

In België was de goudfrank vroeger gelijkgesteld aan 0,29032258 g fijn goud. De precieze waarde ervan hangt dus af van de prijs van het goud. Bij benadering heeft de goudfrank in onze huidige munt een waarde van ongeveer 3 euro. De benaderende waarde die je op die manier aan de verschillende munten kan toekennen, is dan de volgende: 

  • as = ca. 0,15 euro
  • sestertius = ca. 0,65 euro
  • quinarius = ca. 1,30 euro
  • denarius = ca. 2,60 euro
  • aureus = ca. 64,8 euro

Denarius


Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan: