Boeken "Uit de eerste hand"

Geplaatst op woensdag 08 oktober 2008 @ 23:14 , 1429 keer bekeken

In Uit de eerste hand zijn (selecties van) de belangrijkste cultuurhistorische teksten uit de Europese geschiedenis samengebracht. In de reeks zijn tot nu toe vijf delen verschenen: De Grieken, De Romeinen, De Middeleeuwen I en II en De Renaissance.

Over wat nu eigenlijk "de belangrijkste teksten" zijn kan men van mening verschillen. Samensteller Ad de Visser heeft gekozen voor een breed overzicht waarin de erkende grootheden van elk tijdvak vertegenwoordigd zijn. Zijn doelgroep bestaat uit mensen die wel kennis willen nemen van passages uit "De Grote Werken", maar die deze werken niet van kaft tot kaft zullen lezen en ook de commentaren en interpretaties van vakspecialisten terzijde laten liggen.

De gekozen teksten zijn thematisch geordend en van een korte inleiding voor zien. In de inleiding komen de biografische gegevens van de oorspronkelijke auteur aan de orde. Hier en daar is een piepklein portret opgenomen. De Visser schetst in enkele regels de achtergrond van het opgenomen werk. Soms gebruikt hij "tijdvakgenoten" om commentaar te geven op een passage. Zo gebruikt hij een tekst van Aristoteles om de Odyssee van Homerus toe te lichten (in De Grieken). De noten zijn kort en terzake en opgenomen op dezelfde bladzijde als de tekst waarop ze betrekking hebben.

Elk deel is door uitgeverij Damon sober maar strak uitgevoerd in een handzaam formaat (gebonden met stofomslag) en met een bescheiden omvang van rond de 260 pagina's. De Visser heeft voor zijn keuzes zoveel mogelijk gebruik gemaakt van recente vertalingen.

In het eerste deel van de reeks (De Grieken) staat een verantwoording waarin de samensteller zichzelf aanduidt als "een amateur, een liefhebber, niet officieel gekwalificeerd in de letteren." Hier doet De Visser zich zelf te kort. Het is een enorme prestatie om een dergelijk reeks samen te stellen. Zonder een grote kennis van de westerse cultuurgeschiedenis en een uitzonderlijke belezenheid lukt dat niet. In de huidige vorm is de reeks vooral interessant voor mensen met een brede belangstelling (al dan niet professioneel) voor cultuur en geschiedenis. Als naslagwerk en bloemlezing mag het in ieder geval in de bibliotheken van scholen niet ontbreken. Elke taal- en geschiedenisdocent zal De Visser dankbaar zijn voor zijn inspanningen.

Uit de eerste hand
Ad de Visser
Uitgeverij Damon

Vijf delen verschenen: De Grieken, De Romeinen, De Middeleeuwen I, De Middeleeuwen II en De Renaissance.
Prijs per deel: EUR 19,90

Uitgeverij Damon
Over de auteur


Ad de Visser startte afgelopen jaar met zijn serie cultuurhistorische bronnenboeken: Uit de eerste hand. De reeks die wellicht tien delen zal gaan tellen (Grieken, Romeinen, Middeleeuwen, Renaissance etc.) bundelt de belangrijkste geschreven documenten uit onze westerse geschiedenis - op gebied van filosofie, natuurwetenschappen, geschiedschrijving, maatschappij, politiek, godsdienst, literatuur, drama, muziek en beeldende kunst. Een gesprek.

"...ik ben met het project begonnen toen ik een bronnenboek had voltooid van en over de kunst na 1945. Het is een aanvulling op mijn De tweede helft, waarin nogal wat citaten staan die ik graag hun context wilde (terug)geven. Hoe vaak immers wordt niet een kunstenaar of criticus geciteerd, zonder dat men weet of beseft in welk verband een en ander eigenlijk gezegd is?
Het onderzoek dat daarvoor nodig was beviel me wel: ik leerde er erg veel van, al was het maar omdat ook ìk lang niet alles uit eerste hand kende en sommige teksten ook voor het eerst onder ogen kreeg. Bovendien besefte ik hoeveel baat ik destijds als student had gehad als er een dergelijk bronnenboek was geweest.

Als docent kunstgeschiedenis vond ik het van groot belang dat mijn studenten een algemeen zicht op de verschillende perioden zouden hebben. Daarom las ik nogal eens teksten uit filosofische of literaire hoek voor.
Om nu het belangrijkste van dergelijk cultuur-historisch materiaal eens zorgvuldig gekozen en in Nederlandse vertalingen beschikbaar te maken ben ik met de serie Uit de eerste hand begonnen.
Ik heb geweten wat me te wachten stond: nog nooit heb ik zó veel gelezen als de laatste tijd en nog nooit heb ik zó vaak bibliotheken bezocht. Bovendien bleek ik me ook nog eens zelf aan het vertalen te moeten zetten. In een klein taalgebied als het Nederlandse is natuurlijk lang niet alles vertaald - heel anders dan bijvoorbeeld in Frankrijk of Engeland. Dat kleine taalgebied is er wellicht ook de oor-zaak van dat we hier ook weinig of geen van dergelijke bronnenboeken hebben. Wie al eens op het idee komt, maar beseft hoeveel werk het is, bedenkt zich twee keer eer er aan te beginnen.
Nu ik eenmaal ben begonnen, kan ik ook niet meer terug. Maar ik houd het wel vol - al was het maar om de lol dat straks iemand die een beeld van de renaissance wil krijgen, deel 5 van Uit de eerste hand erbij kan pakken om zich even grondig in te lezen."

DE GRIEKEN

"De eerste twee delen De Grieken en De Romeinen zijn inmiddels verschenen. Ze bevatten al die teksten en passages waaraan regelmatig gerefereerd wordt, maar die we veelal zelf nooit gelezen hebben.
Het eerste deel van De Grieken gaat over de pre-socraten, de natuurfilosofen die, zeg maar, aan Socrates vooraf gaan. Veel is er niet van overgeleverd: we hebben eigenlijk alleen nog maar wat korte fragmentjes, die, en daar komt de moeilijkheid, tegen wil en dank niet veel verder zijn gekomen dan citaten.

Bij de latere filosofen hebben we veel meer materiaal: Plato bijvoorbeeld. En dan moet er (afgezien van wat tot het ijzeren repertoire behoort, zoals de allegorie van de grot of de theorie van de 'drie bedden') gekozen worden. Dat geeft heel, héél veel leeswerk. Je moet uit het vele kiezen wat de lezer een verantwoord beeld van de filosoof geeft.

Tja, dan kom je op verrassende passages, zoals in de Phaedrus, waar Plato een voorschot lijkt te nemen op Freud:

De ziel is te vergelijken met een samenvoeging van een gevleugeld span paarden en zijn menner. Bij de goden nu zijn alle paarden en menners zowel zelf goed als van goede afkomst, bij de anderen echter zijn zij van gemengde aard. In de eerste plaats heeft bij ons de voerman een twééspan te mennen; vervolgens is één van zijn paarden wel mooi en edel en van edele afkomst, maar het andere is van tegenovergestelde afkomst en aard. Zo is dan ook het wagenmennen bij ons, mensen, onvermijdelijk lastig en moeilijk.

Of over de mania, in de renaissance gezien als absolute drijfveer van de kunstenaar:

. een soort bezetenheid en waanzin: die komt van de Muzen. Deze grijpt een tere, maagdelijke ziel, wekt haar op en brengt haar in bacchische vervoering, en inspireert haar tot liederen en alle andere vormen van poëzie, en door het verheerlijken van talloze heldendaden van de ouden voedt hij de komende generaties op. Wie zich echter zonder de waanzin van de Muzen bij de poorten van de dichtkunst vertoont, in de overtuiging dat technische vaardigheid hem wel tot een bekwaam dichter zal maken, die blijft zelf een knoeier, en zijn nuchtere verstandspoëzie verbleekt bij die van hem die door waanzin bezeten zijn.

Plato vindt ook dat politici filosofen zouden moeten zijn - in Den Haag mag men zelf bepalen wie de schoen past.

.de mensen zullen niet ophouden geslacht na geslacht onder ellende gebukt te gaan, zolang niet ofwel het slag van mensen dat op de juiste manier de ware wijsbegeerte beoefent, de leidende functies in de samenleving gaat bekleden, ofwel degenen die in de samenleving de macht bezitten, door een goddelijke beschikking met de echte wijsbegeerte in aanraking komen.
Bij Aristoteles wordt het wat lastiger, omdat we hier in Nederland geen echte traditie hebben en er dus tot voor kort niet veel vertaald is. Gelukkig halen Damon en de Historische Uitgeverij in rap tempo de schade in. Toch meende ik een aantal passages op te moeten nemen: zelf vertalen dus (weliswaar met hulp van de classicus Jan Steeghs). Zoals uit zijn Categorieën - vreemd dat zelfs dàt nog nooit vertaald is:

Alle dingen die in relatie tot iets staan zijn verbonden met hun tegendeel. De slaaf bijvoorbeeld wordt 'slaaf van een meester' genoemd en de meester 'meester van een slaaf'; het dubbele 'het dubbele van de helft' en de helft 'de helft van het dubbele'; het grotere 'groter dan het kleinere' en het kleinere 'kleiner dan het grotere', enzovoort. Wel bestaat er soms een taalkundig verschil. Zo wordt kennis 'ken-nis van het kenbare' genoemd, en wat kenbaar is: 'kenbaar door kennis'. Waarneming heet: 'het waarnemen van het waarneembare', en wat waarneembaar is 'hetgeen waarneembaar is door waarneming'.

Van groot belang is Aristoteles' syllogisme, waar latere filosofen uitgebreid op hebben voortgeborduurd. Het behoort tot de logica en is de zogeheten sluitrede die voortkomt uit twee oordelen die één term (de 'middenterm') gemeen hebben, bijv.: de mens is sterfelijk - Socrates is een mens dus Socrates is sterfelijk.
De vertaling heb ik ontleend aan de zojuist bij Damon verschenen Ethica:

Een syllogisme is een redenering waarin bepaalde dingen gesteld zijn en iets anders dan wat vastgesteld is, noodzakelijk volgt op grond van het feit dat ze (de dingen die vastgesteld zijn) er zijn. Met 'op grond van het feit dat ze er zijn' bedoel ik dat het vanwege hen is dat de conclusie volgt. Met 'vanwege hen is het dat de conclusie volgt' bedoel ik dat er geen term van buitenaf bij nodig is voor het tot stand komen van het noodzakelijk verband.

Terwijl Plato weinig ophad met de dichter (en zelf zeker niet zo genoemd wilde worden) is Aristoteles heel wat minder afkerig van de kunsten:

Het verschil tussen een historicus en een dichter bestaat er niet in dat de een in verzen schrijft en de ander niet. Wanneer iemand een metrische versie van Herodotus zou maken, blijft dat geschiedschrijving, in verzen of in proza. Het wezenlijke verschil is dat een historicus beschrijft wat gebeurd is en een dichter wat zou kunnen gebeuren. Poëzie is daarom ook filosofischer, en serieuzer en belangrijker dan geschiedschrijving. Ze beschrijft het algemene waar de geschiedschrijving zich op het bijzon-dere en individuele richt.

Iets heel anders: Epicurus die in zijn Brief aan Menoeceus onze angst voor de dood tracht weg te nemen:
Gewen je eraan te geloven dat de dood niet iets is dat ons aangaat, want al wat goed en slecht is, veronderstelt waarneming, en de dood is een beroofd zijn van waarneming; dus een juist inzicht dat de dood ons niet aangaat, maakt de sterfelijkheid van het leven genietbaar: dat voegt dan niet een oneindige tijd aan het leven toe maar neemt het verlangen naar onsterfelijkheid weg. Immers, het leven is niet angstwekkend voor wie echt begrepen heeft dat het niet angstwekkend is om niet te leven. Dwaas is dus de man die beweert dat hij de dood vreest, niet omdat die verdriet zal veroorzaken als hij komt, maar omdat hij verdriet veroorzaakt door het vooruitzicht. Want het is zinloos verdriet te hebben bij het vooruitzicht op iets wat geen narigheid veroorzaakt als het aanwezig is. De dood, het verschrikkelijkste van alle kwaden, is dus niet iets dat ons aangaat, gezien het feit dat zolang wij er zijn de dood er niet is, en dat als de dood gekomen is wij er niet meer zijn.

Omdat ik - indachtig het motto uit de eerste hand - als samensteller zo veel mogelijk buiten beeld wilde blijven, heb ik externe informatie en uitleg zoveel mogelijk bij de Grieken zelf gezocht. Zoals bij Plutarchus over Alexander de Grote wanneer die na een grootse overwinning de hondse filosoof Diogenes hoopt te ontmoeten:

Omdat Diogenes niet de minste notitie van hem nam, ging Alexander zelf naar hem toe en trof hem liggend in de zon aan. Diogenes kwam een beetje overeind en keek Alexander strak aan. Toen deze Diogenes begroet en gevraagd had of hij iets voor hem kon doen, zei Diogenes: 'Een beetje uit mijn zon gaan staan.' Het verhaal gaat dat Alexander er erg van onder de indruk was en opgemerkt moet hebben: 'Als ik niet Alexander was, had ik Diogenes willen zijn.'

Ook mooi zijn Hippocrates' aanbevelingen aan artsen:

De geneeskunst kent twee methoden van verbinden: De ene, waar strak wordt aangetrokken, de andere waar slechts losjes wordt vastgemaakt. Het hangt van het behandelde geval af hoe men een verband moet aanleggen. De zieken weten dat zelf ook wel, verbanden die mooi zijn aangelegd, maar niet doelmatig zijn, zijn uit den boze. De zieke wil niet versierd, maar geholpen worden.

Verder zij de calculerende dokter gewaarschuwd:

Men mag nooit bij het begin van een behandeling over het honorarium spreken, dit zou de zieke kunnen schaden, vooral als hij aan een acute ziekte lijdt. Een oprecht arts zoekt niet in de eerste plaats voordeel bij de zieke, maar streeft ernaar zijn goede naam niet te verliezen.

Er is zoveel . een van de mooiste gedichten van Sappho:

zoals de zoete appel
bloost aan het eind van een tak
hoog in de hoogste twijgen
vergeten door de plukkers
neen, niet vergeten
maar niet te bereiken.

Ik heb kritiek gekregen op het feit dat ik van een aantal passages uit een en dezelfde tekst verschillende en vooral andersoortige vertalingen gekozen heb: deels in een metrische, deels in een prozavertaling. Dat heet verwarrend te zijn. Verwarrend, misschien, maar het geeft wel een beeld van de verschillende vertaalopvattingen, die onze perceptie van klassieke teksten sterk hebben beïnvloed. Net zoals de voor velen zo stijve Statenvertaling van de bijbel ongekend veel invloed heeft (gehad) op de Nederlandse taal en cultuur.
Een andere kritiek is dat De Grieken nogal veel filosofisch materiaal bevat en ik bijvoorbeeld de Odyssee met een enkele pagina afdoe. Tja, dat is ook zo, maar wat we nog aan geschreven documenten van de Grieken bezitten is ook bijna allemaal filosofie. En literatuur, natuurlijk. Ik stel alle belangrijke dichters en geschiedschrijvers met royale passages present, maar aangezien velen de Griekse dichters wel kennen of in ieder geval gemakkelijk kunnen raadplegen, heb ik er toch voor gekozen niet zuinig te zijn met de filosofie. Grieken zijn toch filosofen, nietwaar."

DE ROMEINEN

De Romeinen, 'Uit de eerste hand', deel 2"In deel 2, De Romeinen, vinden we heel wat minder filosofen . dat zijn vooral soldaten en ambtenaren.
De Romeinse filosoof leunt bovendien heel erg tegen de Griekse wijsbegeerte, met name die van de Stoa. Seneca bijvoorbeeld - over het najagen van het geluk:

Gelukkig leven willen alle mensen, maar als het er op aankomt scherp te onderscheiden wat nu precies het leven gelukkig maakt, tasten ze in het duister. En het is zo'n moeilijke opgave het beoogde doel: een gelukkig leven, te bereiken, dat naarmate iemand het driftiger najaagt hij steeds verder uit de koers raakt en steeds meer uit de buurt ervan komt als hij eenmaal de weg kwijt is; en wanneer die weg de andere kant uitgaat, is het juist onze snelheid die maakt dat wij steeds verder van huis raken.
Het belangrijkste wat ons dus te doen staat is niet als schapen de kudde te volgen van wie voor ons lopen, zodat we niet voortgaan in de richting die wij moeten gaan, maar die men gaat. Zeker, en toch verstrikt niets ons meer in ellende dan dat we ons aanpassen aan praatjes - wat met luid applaus ontvangen is, houden we immers voor het beste - én dat we met zoveel voorbeelden tot onze beschikking niet rationeel leven maar ons conformeren. Dat verklaart die zo hoge berg mensen die over elkaar heen rennen en vallen.

Of over ons eeuwige druk-druk-druk - Seneca in een brief aan Lucilius:

Dat ik even gewacht heb met het beantwoorden van je brief komt niet doordat ik door drukke bezigheden overstelpt ben. Dit excuus zul je van mij niet horen: ik heb tijd en iedereen die wil heeft tijd. De werkzaamheden lopen niet achter ons aan; de mensen zelf zoeken ze op en menen dat drukke bezigheden een bewijs voor hun succes zijn. Welke reden had ik dan om niet terstond terug te schrijven?

Wat Seneca of ook Cicero schrijven kunnen wij - anno nu - nog steeds in onze zak steken. En natuurlijk de brieven van Plinius die toen al even druk was met netwerken als wij nu - zo blijkt uit een kattebel aan Tacitus:

Ik heb een voorgevoel, en dit voorgevoel bedriegt mij niet, dat jouw geschiedwerken onsterfelijk zullen zijn. Des te heftiger verlang ik ernaar, ik geef dat eerlijk toe, daarin een plaatsje te krijgen. In het algemeen hechten wij er immers aan dat ons portret liefst door de allerbeste kunstenaar wordt vereeuwigd. Dan zouden we dus ook moeten wensen dat we voor onze handelingen een schrijver treffen van jouw formaat, die ze kan vermelden en naar waarde schatten.
Binnen de wereld van de kunst horen we tegenwoordig steeds vaker dat de kunstenaars, architecten en vormgevers intellectuelen zouden moeten zijn. Als een Romeinse Rem Koolhaas vond de Romeinse architect Vitruvius dat al in de eerste eeuw voor Christus:

Van de architect verwacht men een kennis die is verrijkt met velerlei vormen van scholing in een groot aantal takken van wetenschap. Alle werken die in de overige kunsten totstandkomen worden aan zijn oordeel onderworpen. Deze kennis ontstaat door ambachtelijk handwerk en verstandelijke beredenering. . Verstandelijke beredenering is wat de ambachtelijk gemaakte voorwerpen kan toelichten en verklaren, uitgaande van de verhouding tussen de technische vaardigheid en het concept.
Architecten die zich zonder studie uit boeken tot geoefende vaklui hadden opgewerkt, slaagden er dan ook niet in een gezag te krijgen zoals overeenkwam met hun inspanningen.

Het belangrijkste van wat de Romeinen nagelaten hebben is, naast de geschiedschrijving, de poëzie: grote werken van bijvoorbeeld Vergilius en Ovidius, naast kleinere, van Catullus of Horatius.

Neem Catullus - zo klein, maar zo raak: Odi et amo:

Ik haat en bemin. Waarom, zul je misschien vragen;
Ik weet 't niet, maar ik voel 't en ik ga er aan kapot.

Of heel wat minder fijngevoelig:

Stinkt er een bok in zijn
oksels? Verlamt de jicht zijn
rug? O zoete wraak!

De vrijer van je vrouw
heeft op wonderbare wijze
jouw kwalen overgeërfd.

Bij elke neukpartij
krijgt zij stank voor dank
en hij kramp in zijn tamp.

Op mijn middelbare school lazen we Horatius. Dat moet voor toen redelijk uniek zijn geweest - Horatius lijkt zo simpel, maar schrijft behoorlijk lastig Latijn. Waar de dichter alom bekend van is: carpe diem, pluk de dag:

Vraag niet, Leuconoë, wij mogen 't toch niet weten
wat in de sterren staat voor mij en voor jezelf.
Wees liever welbereid te dragen alwat komt!
Hetzij voor 't laatst, of niet, de boze winterstorm
de zee te pletter slaat tegen de Westerkust,
wees wijs, schenk nog eens in, denk aan geen ver verschiet
dat nimmer daagt! - De tijd neemt onderwijl geen rust.
Geniet het heden en vertrouw het morgen niet!


Vergilius kreeg de opdracht van keizer Augustus een geschiedenis van het Romeinse volk te maken die het op kon nemen tegen Homerus.

Hoe lyrisch beschrijft hij in zijn Aeneis hoe de Carthaagse koningin Dido voor Aeneas valt:

In één spelonk belandden Dido en
Aeneas, Aard' en Juno, bruidsvoogdes,
bezorgden 't teken; aan de hemel blonk
van huwlijksfakkels gloed, op hoge top
weerklonk der nimfen ritueel gehuil.
Die dag begon voor Dido ongeluk
en dood. Noch schijnfatsoen, noch goede naam
weerhield haar; en geheim hield zij het niet,
maar noemde huwlijk, wat een misstap was.

Het laatste deel van De Romeinen bestaat uit teksten van de vroege Christenen, zoals het (apocriefe) Jeugdevangelie van Thomas, waarin we curieuze passages aantreffen, zoals die waarin Jezus door het dorp loopt en er een jongen tegen zijn schouder botst:

Jezus reageerde kwaad en zei: 'Jij zult niet ver meer komen!' Terstond viel de jongen dood neer. Sommigen die zagen wat er gebeurde zeiden: 'Wat is dat toch voor een jongen - dat bij elk van zijn woorden de daad wordt gevoegd?' Daarop kwamen de ouders van het overleden kind bij Jozef en zeiden: 'Als jij zo'n kind hebt, kun je niet hier in ons dorp wonen. Of leer hem te zegenen in plaats van te vervloeken, want hij doodt onze kinderen.'

Of de enige klassieke bron waarin Jezus genoemd wordt - bij Flavius Josephus:

In die tijd leefde Jezus, een wijs man, voorzover het geoorloofd is hem een man te noemen. Hij verrichtte namelijk daden die onmogelijk geacht werden, en hij was leermeester van mensen die met vreugde de waarheid tot zich namen. En veel joden alsook velen van de Grieken bracht hij tot zich. Hij was de Christus. Ook nadat Pilatus hem op aanwijzing van de eerste mannen bij ons de straf van het kruis had opgelegd, gaven zij die het eerst in liefde waren gaan leven niet op. Hij was na-melijk aan hen verschenen op de derde dag, opnieuw levend. De goddelijke profeten hadden die dingen en ontelbare andere wonderbaarlijke dingen over hem gezegd. Tot op de dag van heden is de naar hem genoemde groep van de christenen niet verdwenen.

En het geruzie tussen Augustinus en Hiëronymus - de laatste in een brief aan de eerste:

Uwe wijsheid weet zeer goed, dat ieder in zijn eigen mening ten volle verzekerd is en dat het kinderlijke grootdoenerij is wat vroeger jonge mensen gewoon waren te doen, namelijk voor eigen naam roem te zoeken door vermaarde mannen aan te klagen. Ik ben ook niet zo dwaas, dat ik mij beledigd zou voelen door uw geheel verschillende uitleggingen, want ook u zult u niet beledigd voelen, wanneer wij een tegengestelde opvatting hebben. Maar dat is de ware manier onder vrienden elkaar te kritiseren, wanneer we [.] niet letten op wat we zelf meedragen, maar rekening houden met de rugzak van anderen.


Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan: