Geplaatst op zondag 28 maart 2004 @ 18:37 , 1693 keer bekeken
Wie doorgrondde de geschriften uit de oudheid het eerst? Als we de egyptoloog Okasha El Daly uit Londen mogen geloven, hadden Arabische geleerden al vóór de Fransman Champollion de geheimen van de hiërogliefen ontrafeld. Champollion vertaalde in 1820 de steen van Rosetta, waarop dezelfde tekst in hiërogliefen, Demotisch of alledaags Egyptisch en Grieks te lezen was, en gaf zo het startsein voor de moderne egyptologie. De gangbare gedachte bij westerse wetenschappers is dat Arabieren de Egyptische oudheid als een heidense cultuur beschouwen.
De steen van Rosette is zeer belangrijk geweest voor het ontcijferen van het hieroglyfenschrift van de Egyptenaren. De steen stamt uit de tijd rond 200 voor Christus, is gemaakt van basalt en weegt 762 kg. De afmetingen zijn 118 x 77 x 30 cm. De tekst op de steen gaat over de kroning van farao Ptolemaeus. De steen was voor het ontcijferen belangrijk omdat er drie keer dezelfde tekst op staat in telkens een andere taal: - bovenaan: Hiëroglyphenschrift gebruikt door de oude Egyptenaren - in het midden: Demotisch - een oud Egyptisch schrift - onderaan: Grieks. De steen werd in juli 1799 na Chr., tijdens een expeditie van Napoleon naar Egypte, gevonden bij Rosette, vlakbij Rashid. Dit ligt ongeveer 200 km ten noorden van Cairo aan de kust van de Middellandse Zee. Tot dan toe was niemand er in geslaagd de oud Egyptische teksten die tijdens opgravingen waren gevonden te ontcijferen. Maar dit veranderde door de vondst van de steen van Rosette. Omdat het Demotisch en het Grieks bekend waren slaagde de Fransman Jean-François Champollion er, na zo'n twintig jaar in, het hieroglyfen schrift te ontcijferen. (1821) El Daly, een egyptoloog aan het University College London en zijn Petrie Museum, zegt dat de Arabische wereld op de hoogtepunt van haar beschaving in staat was om oude geschriften te lezen. Volgens hem waren ze zelfs in staat om ze te vertalen. Voor zijn onderzoek verdiepte El Daly zich zowel in Parijs als Istanbul in manuscripten. Daaruit bleek dat de toenmalige Arabische geleerden tien verschillende fonetische klanken uit de hiërogliefen hadden gedistilleerd. Tijdens de Middeleeuwen dachten de Europeanen dat hiërogliefen magische symbolen waren, terwijl de Arabieren eerder geneigd waren om aan die symbolen klanken te koppelen. In de negende en in de tiende eeuw van onze jaartelling heeft de wetenschapper Ahmad bin Abu Bakr Ibn Wahsiyah hierover baanbrekend onderzoek gedaan. Hij woonde in de regio die we vandaag kennen als Irak en verdiepte zich zowel in de chemie als landbouwkunde. Ibn Wahsiyahs werk over oude geschriften werd in 1806 in het Engels vertaald en verscheen meteen daarna in Londen. ,,Wat voor ons enorm belangrijk is, is dat hij toen al besefte dat hiërogliefen geen tekeningen waren'', zegt El Daly. Hij voegt eraan toe dat hedendaagse geleerden zelfs trots zouden zijn op de bewijsvoering van Ibn Wahsiyah . Een andere geleerde was Dhu al-Nun al-Misri, die in het begin van de negende eeuw in de Opper-Egyptische stad Akhnim opgroeide. Hij sprak vloeiend Koptisch, de taal die in het oude Egypte werd gesproken en er vandaag nog wordt gebruikt door de Koptische christenen. Champollion had volgens El Daly nooit de steen van Rosetta kunnen ontcijferen zonder een degelijke kennis van het Koptisch.Welkom bij Clubs!
Kijk gerust verder op deze club en doe mee.
Of maak zelf een Clubs account aan: