Gaius - roman van Johan de Boose

Geplaatst op zaterdag 04 mei 2013 @ 14:33 , 1655 keer bekeken

De Romein Gaius was toneelregisseur van keizer Nero, maar ook ontwerper van diens folterkamers. Een theatrale roman met ideeën en avontuur.
   2203300219.jpg 

Ambitieus

De Vlaming Johan de Boose (°1962) is een ambitieuze schrijver. Dat hij groots opgezette romanprojecten niet schuwt, bewees het omvangrijke en opgemerkte ‘Bloedgetuigen’. Dat het nog groter kan, blijkt uit zijn nieuwste roman ‘Gaius’, een Romeinse schelmenroman waarvan de eerste eeuw na Christus het decor vormt. Later volgt nog een tweede deel dat zich in het 14de eeuwse Rusland afspeelt en nog later zullen we in het jaar 2026 belanden. De overkoepelende titel van de trilogie is 'Vloekhout', de dreigende naam voor het folterhout waarop Jezus Christus op Golgotha werd terechtgesteld.

Een verliefde toneelmeester

Jezus of Jesjoea kwam uit Nazareth, net als het hoofdpersonage Gaius. De toneelmeester en de profeet ontmoetten elkaar in een joods bordeel waar ze allebei dingen naar de gunsten van de onweerstaanbare hoer Maria Ana, die de lezer aan de Bijbelse Maria Magdalena herinnert. Gaius is gefascineerd door de mooie vrouw die zich in de nieuwe christelijke kringen beweegt. Hun relatie verstart mettertijd maar Gaius verlaat zijn geboortestreek met de dood in het hart: omdat hij Maria Ana moet verlaten en omdat hij vreest wat hem in Rome te wachten staat.

Keizer Nero heeft de bekende regisseur naar de hoofdstad geroepen. En dat kan roem betekenen, of een wrede lotsbestemming, of allebei. Gaius is een angstig man die het einde van de wereld of een tijdperk aanvoelt en daarom ook“de viseters” of christenen zowel verafschuwt en vreest als bewondert.

Op weg naar Belgica

De roman van Johan de Boose vangt aan als Gaius uit de ondergrondse gevangenis van Nero ontsnapt. Zijn enige bezit is een fiool met gif en een stuk “heilig” kruishout, dat hij maar niet kan achterlaten. Zijn vriend, de schrijver Petronius stuurt hem naar de kille noordelijke provincie Belgica. Daar wordt hij in een winterse kou door Crapularius ontvangen, een wapenhandelaar met pensioen én met keizerlijke connecties, die een villa betrekt in Aginahamma (Ename?) aan de boorden van de Schelde. De villa is een doolhof met geheime kelders wat ‘Gaius’ tot een gothische roman met thrillerallures maakt. Maar Crapularius, een amorele “hoedenfreak” en perverse hedonist wil, omringd door berenwelpen en lustknapen, graag de verveling verdrijven met het verhaal van Gaius’ omzwervingen, wat in deze roman voor een stevige reis- en schelmendimensie zorgt.

Decors en foltertuigen

Op weg naar Rome trok Gaius van Ephese en Pergamon naar Athene. Het panorama van de Oudheid is er een van vuil, pest, armoe, losbandigheid en geweld. Het maakt een mensenleven tot iets zeer broos, wat de angstige en twijfelzuchtige Gaius niet ontgaat.

Hij voelt zich aangetrokken tot de hedonist Petronius (“wuft en wulps” en talentrijk), die hij, met nieuwe ideeën voor zijn ‘Satyricon’, van een writer’s block bevrijdt. Hij leert de filosoof en leraar van Nero, Seneca kennen en zijn stoïcijnse idee van “apatheia”, een aangekweekte en deugdzame ongevoeligheid tegenover onrecht en dood. En altijd is er de liefde voor Maria Ana en de haat-liefde voor de sekte van de “visaanbidders”. Een splinter uit het vloekhout verzweert niet alleen in zijn hand maar ook in zijn angstige ziel.

Gaius bouwt niet alleen theaterdecors voor de wrede en wellustige Nero maar ook ingenieuze foltertuigen voor de kelders van Nero’s nieuwe en megalomane paleis, Het Gouden Huis. Hij is een collaborateur met een slecht geweten en met een wurgend besef van rampen en ondergang.

Een nihilist met een slecht geweten

Gaius is een begenadigd toneelregisseur met een grote bewondering voor de Grieken. “In deze wereld was het theater ontstaan, dat de mens in staat stelde om af te dalen in de oceaan van het onderbewuste, waar wezens wonen die verleidelijk mooi zijn en tegelijk boodschappers zijn van angst, waanzin en dood.” Maar het tragische bewustzijn van de Grieken is bij de post-republikeinse Romeinen een spel met mime en maskers geworden. En daarachter schuilt een verschrikkelijke leegte die hem angstig maakt. De esthetiek van Gaius is er een van nihilisme, wreedheid en angst. Het apocalyptische christendom dat hem ook hautain en zelfgenoegzaam overkomt, scherpt zijn onrust aan. De gewetenloze maar intelligente Crapularius schat zijn gast perfect in: “Ik bewonder hoe je over de nietigheid van de sterveling en over de zwendelarij van de godsdienst spreekt terwijl in jouw brein het onherroepelijke einde nadert en er op elk moment een godheid van achter het gordijn van wolken kan opduiken die je inviteert voor een gewetensonderzoek in de kelder van de beul.”

Anachronismen

Gaius lijkt jonger dan hij is. Johan de Boose moet hem zowel met Jezus als Nero in contact brengen. Ook praat hij met Petronius en zelfs met “biograaf” Lucius Plutarchus die inderdaad als priester was verbonden aan het heiligdom in Delphi. Het is vaak een zwak punt in een historische roman als historische figuren per se in elkaars gezelschap gebracht moeten worden en als historische poppen zelfbewust gaan praten. Komen daar nog de christenvervolgingen, de brand van Rome en de verwoesting van Pompeji bij. Het kan geforceerd lijken, maar dit is een theatrale roman, met hier en daaranachronistische grapjes. Oordeel u zelf maar. De term “gesubsidieerd toneel” klinkt op zijn minst ongewoon in een roman over het oude Rome. De sekspartijen van Nero worden met een zogenaamd Oosters importwoord “bunga bunga” getypeerd. De uitdrukking is in 1910 of wat vroeger opgedoken en wij associëren het natuurlijk met een andere machtige en wellustige Romein, “a lesser Nero”. En het Delphi orakel voorspelt vaagweg het gebruik van de mobiele telefoon.

Ideeën en avontuur

Gaius is een roman die ideeën en avontuur verenigt. De wereld van de vuilspuitende satiricus Martialis of de flatulerende Plautus roept ook moderne literaire echo’s op. Decadente verfijningen en wrede perversies herinneren onvermijdelijk aan Joris-Karl Husmans en de markies van Sade. En het gevreesd ‘eindspel’ vind je zowel in de Apocalyps als bij Samuel Beckett. Deze Romeinse toneelmeester kent in elk geval de klassieken van de toekomst. Dit is slechts het eerste deel van een trilogie, maar één zaak zal de lezer duidelijk zijn: de onrust en verwarring, net als de troebele esthetiek van Gaius moet zijn 21ste-eeuwse schepper Johan de Boose niet helemaal vreemd zijn.

Bron: Johan De Haes; cobra.be

Johan De Boose over 'Gaius'

[Gaius van Johan De Boose is uitgegeven bij De Bezige Bij Antwerpen]


Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan: