Geplaatst op vrijdag 15 september 2006 @ 20:59 , 873 keer bekeken
Voor al wie op zoek is naar mysterie is de Keltische cultuur een ware speeltuin. De nevelen van het mysterieuze Avalon - het eiland waar de stervende koning Arthur naartoe werd gebracht - doen ons meer dromen dan de mist s'morgens op de autosnelweg.
De vroege bewoners van onze streken gaven hun doden voorwerpen en sieraden mee die afkomstig waren uit de kerngebieden van de Keltische cultuur. Ze gebruikten Keltische woorden om plaatsen aan te duiden en spraken - misschien naast andere talen - ook een Keltische taal. Ze hadden duidelijk contact met Kelten en gedroegen zich erg Keltisch. Julius Caesar veegde ze op een hoop en noemde ze Belgae, de ergsten van alle Kelten of Galliërs. De archeologen zijn behoedzamer. Waren het wel Kelten? Of beter: wie noemen we Kelt?
Zoeken naar de Kelten als volk wordt, net als het zoeken naar het Germaanse volk of welk ander volk ook, een hachelijke onderneming. Moderne keltologen gaan tot het uiterste om stammen en gebieden aan te wijzen met sporen van Keltische talen. En gebieden waar gebruiks- en siervoorwerpen uit de Hallstatt- of uit de La Tène-cultuur gevonden zijn. De Keltische identiteit laten ze wijselijk over aan de keltomanen.
Tijdens het eerste millennium v.C. waren de lage landen bewoond door stammen die behoorden tot de zogenaamde urnenveldculturen. Deze mensen cremeerden hun doden en zetten de as in aardewerken urnen neer in grote grafvelden. Die telden soms duizenden graven. Sommige graven zagen er belangrijker uit, want ze kregen een heuveltje. De urnenvelden kwamen voor van Hongarije tot de Noordzee en Spanje. Handel over grote afstand en toenemende militarisering brachten een grotere sociale hiërarchie die zichtbaar gemaakt werd door de omvang van sommige grafheuvels.
In het kerngebied van die urnenvelden, rond de zoutmijnen in de Oostenrijkse Alpen, ontwikkelde zich in het begin van de ijzertijd een cultuur met eigen karakteristieken. Tussen 1846 en 1863 werden in de begraafplaatsen van Hallstatt naast andere grafgiften ook wapens en vooral zwaarden gevonden. De archeologen herkenden er meteen de wapens in die de oude Grieken omschreven als typisch Keltisch. Zelf zullen de zoutboeren van Hallstatt zich nooit Kelten genoemd hebben, net zo min als de andere stammen van boeren en handelaars uit de ijzertijd. Maar de Griekse verzamelnaam voor alle mensen die in het westen en noorden van Europa woonden, bleef tot vandaag bestaan.
De Hallstattcultuur bouwde steeds meer en steeds grotere heuvelforten en grafheuvels met rijke grafgiften. De belangrijkste graven bevatten met smeedwerk versierde vierwielige wagens en paardentuig. De Hallstattcultuur schoof verder op naar het westen en bereikte Gallië. Door de stichting van de Griekse kolonie Massilia (Marseille) in 600 v.C. ontstond er ten westen van de Alpen nu ook rechtstreeks contact met de Griekse cultuur. Griekse kunstvoorwerpen duiken op tussen de grafgiften in Gallië.
Na 500 v.C. kwam er abrupt een einde aan de Hallstattelite. Haar heuvelforten in Centraal-Europa maar ook in Zuid-Gallië werden verlaten of verwoest. Haar positie wordt overgenomen door een nieuwe, nog meer militaristische elite. In het Donaugebied, het oude Keltische kernland verschijnen de Boien, zeg maar de Oude Bohemers. Zij haalden veel inspiratie uit de Griekse en Etruskische beschaving. Ze bouwden versterkingen met stadsallures. Van het type 'oppidum' dat Julius Caesar 200 jaar later in Gallië zou ontmoeten. De Boien waren zoals hun voorgangers in de Hallstattperiode meesterlijke smeden. Maar zij ontwikkelden, geïnspireerd door Etruskische en Griekse voorbeelden, een bijzonder elegante stijl waarin realisme en abstractie volmaakt samengaan. Raffinement waarvoor geen enkele toeschouwer van vandaag onverschillig kan blijven. Deze stijl wordt La Tène genoemd, naar een plaatsje in Zwitserland waar een aantal van deze kunstvoorwerpen gevonden werden. De grafheuvels van de nieuwe militaire elite vertegenwoordigen ongeveer 15 procent van het totale aantal graven. Een aanduiding van de sociale verhoudingen. De elitegraven zijn gevuld met tweewielige strijdwagens, volledige wapenuitrustingen, sieraden, toiletgerief en opvallend veel drinkgerei. De La Tène-cultuur verspreidde zich op haar beurt naar West-Europa. De Marnevallei werd een nieuw kerngebied, het randgebied liep door de lage landen. De La Tène-cultuur domineerde 400 jaar lang op het vasteland en overleefde na de Romeinse veroveringen nog eeuwen op de Britse eilanden, vooral in Ierland.
Waren de militaire elites van de ijzertijdboeren uit onze streken nu echte Kelten? Ze waren geen al te honkvaste boeren die fraai aardewerk maakten en het ijzererts wisten te smelten en te smeden. Ze lieten enkele Keltische woorden achter. Maar de rijke snobs onder hen wilden in hun graf toch liefst exotische voorwerpen die geïmporteerd waren uit verre Keltische gebieden of andere verre landen. En als het kon uit de antieke wereld. Handel, import en export over grote afstanden waren geen probleem. Bronzen emmers uit de Rijnstreek of de zuidelijke Alpen maar ook uit het Middellandse Zeegebied, enkelbanden uit Zuid-Duitsland, een sierschijf uit Tracië, een bronzen of zilveren wijnkan uit een Etruskische stad, een stuk Grieks aardewerk, een bronzen spiegel uit Engeland. Het waren zeker geen dagelijkse gebruiksvoorwerpen van de gewone man.
KNUFFELKELTENDe Keltische aanwezigheid lijkt af te nemen van de Ardennen naar het noorden toe. Maar dat de Oude Hollanders, de Bataven, in tegenstelling tot de halfzachte Oude Belgen pure Germanen waren, gelooft niemand meer. De moderne keltologen hebben ze ontmaskerd als halve Kelten. In de Betuwe - het thuisland van de Bataven - zijn graven van het Keltische type gevonden. Maar ook andere uit dezelfde tijd. De lage landen waren toen al een smeltkroes van volkeren.
Oppida met echte stedelijke allure komen alleen in het zuidelijker deel van Gallië voor. In Vlaanderen heeft men vier heuvelversterkingen uit de La Tène-tijd kunnen situeren: in Kessel-Lo (Leuven), in Kester (Gooik) In Vlaams-Brabant, in Kooigem (Kortrijk) en op de Kemmelberg bij Ieper.
Ondanks de verwoesting van de site tijdens de Eerste Wereldoorlog werd daar het meeste archeologische materiaal gevonden. De nederzetting domineerde de IJzermonding en de hele omgeving. Er was goede landbouwgrond maar ook ijzererts, en er kon zout gewonnen worden. De nederzetting besloeg zes hectare en had een ambachtelijke zone waar ook aardewerk met eigen vormgeving en versiering werd gemaakt. De grafgiften wijzen op aanzienlijke rijkdom. Er werd zelfs een scherf aardewerk uit Attica gevonden. Noordelijker komen wel grafheuvels voor, maar niet dit soort centra.
Echt populair waren de Kelten niet in de antieke wereld, en na de Germaanse invallen raken ze op het continent vergeten. Maar de romantiek ontdekte hun oude sagen zoals de Ierse monniken ze in de vroege middeleeuwen hadden opgetekend. Aangevuld met veel fantasie begon de Keltische erfenis een nieuw leven. Romantische zielen vonden er hun droomkoppels en politieke leiders hun nationale helden. Antwerpen richtte in 1859 een standbeeld op voor Boduognat. Dat is nu verdwenen, maar in Tongeren prijkt sinds 1866 nog steeds de fiere Ambiorix.
Pas tijdens het laatste kwart van de vorige eeuw werd keltologie een echte wetenschap. Niet het minst door de groeiende aandacht en zorg voor archeologisch veldwerk. Ook de nuchtere historicus is geïntrigeerd door de zwijgzame Kelt, die het vertikte ook maar iets op te schrijven wat ons zou interesseren. Een verademing tegenover de babbelzieke Grieken en Romeinen, die het allemaal wilden vertellen en uitleggen voor het nageslacht.
De populariteit van de Kelten stijgt nog steeds. Wetenschappers geven na moeizaam speurwerk een voorzet en wij creëren met wat fantasie onze Knuffelkelten. Dat Kelten hun vrouwen lieten meevechten op het slagveld en in de graven van vrouwen even rijke grafgiften deponeerden als in de mannengraven trekt de aandacht van feministen. De fascinatie van de Kelten voor bomen inspireert groene jongens en boomfluisteraars.
De onder de bureaucratie verstikte Europese burger ziet duidelijk iets in die anarchistische woelwaters die lak hadden aan die Romeinse imperiumbouwers. Hadden de Kelten een eigen idee van Europa als een vrije ruimte zonder veel wetten, waarin je kon rondzwerven van Ierland tot Turkije?
MEER WETEN?
HERMAN CLERINX,
'KELTEN EN DE LAGE LANDEN',
DAVIDSFONDS, LEUVEN,
294 BLZ., 24,95 euro.
Eindelijk een oorspronkelijk Nederlandstalig overzichtswerk met de meest recente kennis en theorieën - taalkundig en archeologisch - over onze voorouders uit de prehistorie. Wetenschappelijk verantwoord en in een heldere taal bewijst dit boek dat de werkelijkheid stukken boeiender is dan onze fantasie.
Bron: Misjoe Verleyen; www.Knack.be
Welkom bij Clubs!
Kijk gerust verder op deze club en doe mee.
Of maak zelf een Clubs account aan: