Aristoteles

Geplaatst op maandag 16 december 2002 @ 00:41 , 1189 keer bekeken

levensloop Aristoteles (384-322 v.C.) werd te Stagirus (het latere Stagira) in Macedonië geboren, waar zijn vader lijfarts was van koning Amyntas II. In 367 kwam hij naar Athene. Hij volgde er twintig jaar lang de colleges aan de Academie als leerling van Plato en deed er ook zelfstandige onderzoekingen. Plato droeg hij grote eerbied toe, al week hij soms van diens inzichten af. Toen bij Plato's dood in 347 Speusippus hem als leider van de Academie opvolgde, trok Aristoteles naar Klein-Azië, waar hij de nicht van de tiran van Atarneus in Mysië huwde en een eigen school stichtte. In 342 werd hij door Philippus II van Macedonië met de opvoeding van diens zoon Alexander belast. Toen Alexander in 336 aan de macht was gekomen, opende Aristoteles te Athene een school in het Lyceum (Lykeion, een gymnasium, aan Apollo Lykeios gewijd) dat aan de noordoostzijde van de stad gelegen was. Haar naam 'peripatetische school' ontleende ze aan de omstandigheid dat Aristoteles gewoonlijk wandelend doceerde (volgens anderen aan de peripatus (peripatos), de wandelgang, in dit gebouw). Aristoteles gaf tweevoudig onderricht: 's morgens acroamatische of esoterische colleges (akroaseis) voor een kleine kring van meer gevorderden, 's middags voor een groter publiek meer populaire (exoterische) voordrachten (eksoterikoi logoi). Ook zijn geschriften zijn aldus in te delen, maar de eerste soort overweegt. Toen in 323 een sterk anti-Macedonische stemming zich te Athene deed gelden, week Aristoteles uit naar Chalcis op Euboea, waar hij een jaar later overleed. exoterische en esoterische werken Van de exoterische, belletristische werken zijn slechts fragmenten bewaard, terwijl juist deze aanvankelijk het meest gelezen werden. Hiertoe behoorden de Eudemus (Eudèmos) (over de onsterfelijkheid van de ziel), de Protrepticus (Protreptikos) (een opwekking tot de beoefening van de filosofie, die voorbeeld voor vele andere dergelijke werken geweest is, o.a. voor Cicero's Hortensius). In het werk De Filosofie (Peri philosophias) oefende Aristoteles kritiek op Plato's Ideeënleer. Van de acroamatische geschriften van Aristoteles bezitten wij nog vrij veel. Ze vertonen dikwijls de vorm van collegedictaten en zijn door de soms ingewikkelde stof, maar ook door onderbrekingen en herhalingen dikwijls moeilijk te begrijpen. Aristoteles' bibliotheek was aan zijn opvolger Theophrastus en vervolgens aan Neleus van Scepsis overgegeven. De manuscripten, die in een kelder bewaard waren, werden omtrent 100 v.C. door de bibliofiel Apellicon ontdekt, die ze naar Athene liet overbrengen. Door Sulla in 86 v.C. naar Rome vervoerd, werden ze door toedoen van de grammaticus Tyrannio en het toenmalige hoofd van de peripatetische school Andronicus gepubliceerd. De soms weinig afgewerkte vorm van de geschriften komt ten dele op rekening van de slechte staat waarin de manuscripten toentertijd verkeerden. Aristoteles blijkt een meester te zijn in het bondig formuleren en het scherp en trefzeker uiteenzetten. Hij heeft door zijn werk het filosofisch vocabularium met tal van belangrijke termen verrijkt. geschriften over de logica De werken van Aristoteles op het gebied van de logica zijn samengevat onder de naam Organon ('Werktuig'). Hij gaat bij zijn logica uit van de gedachte dat alle kennen een afbeelden is van de werkelijkheid. Exact heeft hij de wetten volgens welke besluit en bewijsvoering functioneren, aangegeven, in het bijzonder de syllogismus of sluitrede (waaronder inductie en deductie vallen). Tot het Organon behoren de volgende werken: 1. De Categorieën (Katégoriai, Categoriae), waarin de tien gezichtspunten behandeld worden volgens welke men een oordeel over het wezen van het zijnde geeft: wezen, kwantiteit, kwaliteit, relatie, plaats, tijd, positie, wijze van zijn, doen, ondergaan; 2. De verklaring (Peri hermeneias, De interpretatione), waarin de manier van oordelen besproken wordt; 3. Analytica priora of posteriora (Analytika protser kai hystera), dat de leer van het weten en van het wetenschappelijk bewijs bevat; 4. Topica (Topika), de verdediging van een uitspraak op waarschijnlijkheidsgronden vanuit het algemene; 5. Sofistische bewijzen (Sophistikoi élenchoi), waarin kritiek op de sofisten wordt uitgeoefend. de mefaphysica De naam Metaphysica voor de geschriften over het zijnde ('eerste filosofie' volgens Aristoteles) is ontstaan doordat later Andronicus van Rhodos ze bij het rangschikken van Aristoteles' geschriften na de natuurkundige (meta ta physika) plaatste. In deze veertien boeken Metaphysica ontwikkelt Aristoteles de theorie dat alle zijn individueel is, maar dat het algemene daarin als wezenbepalende norm aanwezig is. Hij maakt onderscheid tussen het zijnde in potentie (dynamis, aanleg, mogelijkheid) en in actu (entelécheia, werkelijkheid, voltooidheid). Verandering is de overgang van aanleg tot voltooidheid, van stof naar vorm. In de stoffelijke wereld is de vorm immanent in de materie aanwezig, het zijnde in potentie streeft er naar de verwezenlijking van zijn doel. De beweging van de wereld is volgens Aristoteles eeuwig. Rondom de in het midden van het heelal rustende aarde bewegen zich 55 sferen. De sfeer van de vaste sterren of de 'eerste hemel' deelt uiteindelijk haar eigen beweging aan de andere sferen mee (primum movens, proton kinoun, de eerste onbewogen beweger'). Dit is de hoogste godheid, enkelvoudig en ongedeeld, die echter geen nadere verhouding heeft tot de wereld. de natuur Tot de werken over de natuur behoren: Physica, Ontstaan en vergaan (Peri genéseos kai phthoras), De Hemel (Peri ouranou), en Meteorologica. In de verhandeling over de hemel verkondigt Aristoteles de mening dat er één onvergankelijke wereld is, met de vorm van een bol. De aarde is hiervan het middelpunt, waaromheen de zon, de maan en de vijf planeten zich bewegen. De laatste sfeer is de eerste hemel met de vaste sterren. de ziel In De anima (Peri psyches, 'De ziel') spreekt Aristoteles over de ziel, die volgens hem onstoffelijk is en de oorzaak is van de beweging van de materie. In de levende wezens vallen wezensvorm, principe en doelvan de levensverrichtingen samen. Aristoteles onderscheidt het plantaardig leven, het dierlijk leven en de mensenziel, waarin bovendien nog de nous, het denkende beginsel, aanwezig is. de natuurlijke historie Op het gebied van de natuurlijke historie zijn enkele werken over de dierkunde te noemen: de Historia animalium (Hai peri ta zoia historiai, 'De geschiedenis van de dieren'), De lichaamsdelen van dieren (Peri zoion morion) en De wording van de dieren (Peri zoion genéseos). In deze werken vindt men tal van interessante observaties, terwijl in het bijzonder Aristoteles' vermogen de stof in geordende vorm weer te geven spreekt uit De geschiedenis van de dieren. de ethische geschriften De ethiek van Aristoteles is vooral neergelegd in de Nicomachische ethiek (Ethika Nikomacheia) (genoemd naar Aristoteles' zoon Nicomachus) en de Eudemische ethiek (Ethika Eudemeia) (naar Aristoteles' leerling Eudemus van Rhodos). Beide werken vertonen veel parallellen, maar de verhouding tussen beide is niet geheel duidelijk. Verder bezitten wij de Magna moralia (Ethika megala, 'De Grote Ethiek'), maar, anders dan de naam zou doen verwachten, is dit geschrift niet meer dan een uit later tijd stammend uittreksel uit de beide andere eethoeken. Aristoteles leert: 'Het menselijk goed bestaat uit de werkzaamheid van de ziel overeenkomstig de deugd.' de staatsleer De leer van de staat of van de menselijke samenleving wordt in de Politica behandeld. De mens is een in staatsverband levend wezen. Aristoteles verdedigt de scheiding tussen vrije mensen en slaven. Sommigen zijn volgens hem van nature slaaf. Allerlei aspecten komen ter sprake, als opvoeding, autarkie en staatsvormen. Het materiaal voor deze theoretische uiteenzettingen leverden tal van verzamelwerken die door Aristoteles en zijn leerlingen tot stand gebracht waren (Zeden en gewoonten van de barbaren, Nomima barbarika') en beschrijvingen van staatsinrichtingen van verschillende steden. Hiervan is slechts de Staatsinrichting van de Atheners (Athénaion politeia) grotendeels bekend, doordat een belangrijk gedeelte in 1891 op een papyrus in Egypte teruggevonden werd. retoriek en poëzie Ook op het gebied van de retoriek en de poëzie heeft Aristoteles waardevolle werken geschreven. In zijn Rhetorica (Rhétorika) (in 3 boeken) vinden wij de leer van het enthyméma of het retorische bewijs, van het opwekken en kalmeren van aandoeningen en van de uitdrukkingsmiddelen zoals ordening, woordkeus, metafoor, ritme e.d. Vooral de Poética (Poiétika) heeft grote bekendheid verworven (dit werk had ook in de Renaissance grote autoriteit). Het eerste van de twee boeken is verloren gegaan. In het tweede wordt over tragedie en epos gesproken (over de oorsprong, definitie en werking van de tragedie, over de drie eenheden bij het drama, over de poëzie, die Aristoteles in tegenstelling tot Plato hoog waardeert). betekenis Aristoteles' werkzaamheid omvatte de gehele toenmaals bekende wetenschap. Hij heeft een wijsgerig systeem opgebouwd dat vele eeuwen van fundamentele betekenis geweest is, al is zijn invloed in de oudheid zelf niet met die van Plato te vergelijken. Sedert de ontdekking van vele geschriften van Aristoteles in de eerste eeuw voor Christus nam de interesse voor fysica en logica weer toe. Zijn geschriften werden druk becommentarieerd. Deze waren ook niet zonder invloed op het neo-platonisme. In het Westen heeft later vooral Boéthius zich met Aristoteles' werk beziggehouden. Toch is het in de middeleeuwen vooral eerst door de Arabische vertalingen bekend geworden. In de scholastiek komt de invloed van het aristotelisme bijzonder geprononceerd naar voren. Tegenover de Ideeënleer van Plato kende Aristoteles de voornaamste betekenis toe aan de stoffelijke wereld.


Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan: