Geplaatst op zaterdag 09 maart 2002 @ 17:56 , 1323 keer bekeken
Het epos van Gilgamesj is het oudste literaire werk uit onze cultuurgeschiedenis. Het begon rond 2000 voor Christus te circuleren in het zuiden van Mesopotamië. Ongeveer achthonderd jaar later kreeg het in elf kleitabletten zijn klassieke vorm. Dankzij recente vondsten, nieuw onderzoek en twee nieuwe Nederlandse vertalingen, is onze kennis van het epos nu vollediger en betrouwbaarder dan voorheen.
Gilgamesj is ook na ruim vierduizend jaar springlevend. Het epos is één brok strijd- en levenslust, het gonst en bruist en knettert. Gilgamesj, halfgod en zoon van de godin Ninsun, is de tirannieke heerser van Uruk. Hij is een luidruchtige macho die uitblinkt door ongeduld en machtsvertoon en de meisjes niet met rust kan laten. Een vriend zou nuttig zijn om al die energie te kanaliseren. Dus schept de moedergodin Enkidu, ,,het kind van de stilte''. Na raadpleging van mama Ninsun trekken de jongens op pad om het monster Humbaba te verslaan. Dit is zeer naar de zin van Isjtar, de ongedurige liefdesgodin, die een oogje heeft laten vallen op de knappe halfgod. Maar Gilgamesj kent haar reputatie én het lot van haar vroegere minnaars en hij wijst haar af:
Jij bent een oven die bij de minste koude dooft;
een latwerk die wind noch bries tegenhoudt;
...
Schoen die de voet van zijn drager pijnigt!
Welke minnaar mocht jou blijvend liefhebben?
Een zwaar beledigde Isjtar zint op wraak. Ze leent de hemelstier van haar vader en stuurt hem op de helden af, maar die verslaan de stier moeiteloos. Gilgamesj stuurt tergend een pootje retour.
De hel breekt los in de hemel. De hemelgod eist de dood van Enkidu als vergelding. Gilgamesj rouwt:
Als een bruid bedekte hij het gelaat van zijn vriend.
Als een roofvogel draaide hij om hem heen.
Als de leeuwin, beroofd van haar welpen,
bleef hij rond hem heen drentelen.
Hij rukte zijn haar met lokken uit;
Hij scheurde zijn mooie kleren en werpt ze af als vodden.
Gilgamesj beseft dat ook hij sterfelijk is. Hij gaat op zoek naar zijn verre voorvader Utnapisjtim (de bijbelse Noach), aan wie hij de onsterfelijkheid wil vragen. (Utnapisjtim was de enige overlevende van de grote watervloed.) Tijdens zijn tocht door het buitenaardse ontmoet Gilgamesj Siduri, de herbergierster die hem waarschuwt voor de gevaren en de zinloosheid van zijn onderneming. Utnapisjtim legt hem uit dat zijn redding heel uitzonderlijk én eenmalig was. Onsterfelijkheid is niet weggelegd voor mensen, zelfs niet voor een halfgod:
Gilgamesj, heb jij al eens je lot vergeleken met dat van een dwaas?
...
Wassen de rivieren eeuwig?
Een libelle zweeft over het water; haar aanschijn weerspiegelt even de zon --
En dan is er plotseling niets meer.
Gilgamesj kan maar beter rechtsomkeer maken. Het epos eindigt bij de wallen van Uruk, bij de dagelijkse realiteit. Gilgamesj is tevreden en roemt het tichelwerk, de bakstenen, de stadsmuren.
De grootsheid van dit epos ligt niet alleen in de literaire kwaliteiten ervan. Gilgamesj is vooral een verrassend moderne zoektocht van de mens naar de zin van het leven. Natuurlijk kun je deze tekst op verschillende manieren interpreteren, maar een humanistische lezing lijkt voor de hand te liggen. Goden bestonden wel voor de Mesopotamiërs, maar die gaven het leven van de mens geen zin, ze verklaarden alleen maar de bestaande realiteit. Het hiernamaals was al helemaal geen pretje volgens de Babylonische mythen. Het epos over Gilgamesj is dan ook geen religieus verhaal, maar een verhaal over wat het betekent om mens te zijn. Veeleer dan een relaas over de zoektocht naar onsterfelijkheid, is dit een gedicht over de aanvaarding van de sterfelijkheid en de beperkingen van het menselijk leven.
De nieuwe vertaling van de Nederlandse assyrioloog Herman Vanstiphout is een juweeltje. Ze is in ieder opzicht vele malen superieur aan de recente bewerking van Theo de Feyter.
De vertaling is bovendien bijzonder ritmisch en poëtisch, geschreven in een sprankelend, meeslepend Nederlands.
Theo de Feyter daarentegen borduurt maar wat verder op een vroeger werkstuk van zijn hand (Gilgamesj.
De Feyter interpreteert Gilgamesj als het relaas van het menselijk failliet: de onsterfelijkheid is niet weggelegd voor sterfelijke wezens, wat resulteert in een pessimistische en berustende visie en in surrogaatoplossingen, zoals het verwerven van wereldse roem. Bij Vanstiphout is het Gilgamesj-epos één lang humanistisch manifest, een pleidooi voor menselijke autonomie en vrijheid. De Mesopotamische Gilgamesj behoeft geen deus ex machina; het is de (menselijke) vriendschap en de samenwerking die bergen verzet (en monsters doodt). Gilgamesj is een Sartriaanse romanfiguur avant la lettre. Hij is het prototype van de existentiële mens op zoek naar zingeving. Even koestert hij zich in de illusie van de onsterfelijkheid, maar het hele epos ontwikkelt zich als één lange Bildungsroman waarin de held -- lees: de gewone mens -- ontdekt dat de sterfelijke mens de maat is van alle dingen en dat dit leven te verkiezen is boven goddelijke fantasieën over een eeuwig leven.
Het Gilgamesj-epos. Vertaald door Theo de Feyter, Ambo, Amsterdam, 160 blz., 22,64 euro.
Het epos van Gilgamesj.
Vertaald door Herman Vanstiphout,
Sun, Nijmegen,
296 blz., 24,50 euro.
Bron: De Standaard
Welkom bij Clubs!
Kijk gerust verder op deze club en doe mee.
Of maak zelf een Clubs account aan: