Geplaatst op zaterdag 29 september 2007 @ 15:14 , 1103 keer bekeken
Romeinse Goden - Vroeg Pantheïsme.
De Romeinse goden hadden hun oorsprong in het oude "dorp" Rome, waar zij gezichtloze en vormeloze godheden waren die de boeren in hun inspanningen op het land ondersteunden. Het grote aantal Romeinse goden kan het meest waarschijnlijk worden verklaard door het pantheïstische geloof over "numen", wat inhoudt dat goden en geesten bepaalde plekken, objecten en levende dingen bewonen. De vroege Romeinen geloofden dat alles in de natuur werd bevolkt door deze numina.
Hoewel de vroege Romeinen weinig waarde hechtten aan het belang van de persoonlijkheden van hun goden, gaven zij wel om hun functies. De vroege Romeinen integreerden hun godenverering in alle aspecten van hun persoonlijke en openbare levens. Niets toont de reikwijdte van deze verering in het alledaagse familieleven beter dan de huishoud-cultus van de Dii Familiaris. In dit systeem had elke familie een beschermgeest die bekend stond als de Lar Familiaris. Deze geest werd bij alle familie-aangelegenheden, zoals offergaven en begrafenissen, vereerd. De creatieve kracht die een individu verwekt en hem of haar toestaat om te groeien, te leren en moreel te handelen, stond bekend als de Genius voor mannen en als Luna voor vrouwen. Deze geest bleef tot aan de dood verbonden aan een individu. De Romeinse godenverering in de Dii Familiaris ging zelfs zo ver dat verschillende beschermende geesten aan verschillende delen van het huis werden toegekend. Zo beschermde Forculus bijvoorbeeld de deur, Limentinus de drempel, Cardea de scharnieren, en Vesta de haard.
Romeinse Goden - Latere Uitbreiding
De Romeinse goden begonnen tijdens de dynastie van de Etruskische koningen, die in de 6e eeuw voor Christus regeerden, de vorm aan te nemen zoals we die vandaag de dag zouden herkennen. In deze periode werd door de Romeinen een groep van drie Etruskische goden aangenomen als het brandpunt van de staatsreligie. Deze goden werden in de grote tempel op de heuvel van het Capitool vereerd, en kregen daarom bekendheid als het 'drietal van het Capitool'. Dit drietal bestond uit Jupiter (Zeus), Juno (Hera), en Minerva (Athena). Toen de heerschappij van de Etruskische Dynastie in 509 voor Christus ten einde kwam, werd Rome een republiek. De Romeinse Republiek werd door twee magistraten geregeerd, die elk voor een periode van één jaar werden gekozen. In deze periode werd de tempel op het Capitool het centrum van de openbare godenverering.
Terwijl de macht van Rome toenam en haar invloedssfeer zich uitbreidde, kwam het Romeinse Rijk in aanraking met de oudere en rijkere traditie van het Griekse geloofsysteem. De Romeinen kwamen eveneens in contact met de geloofsystemen van andere culturen aan de oostzijde van de Middellandse Zee. Als gevolg hiervan begon Rome verscheidene buitenlandse goden en religieuze gebruiken over te nemen. In veel gevallen werden tempels in Rome toegewijd aan goden en helden uit buitenlandse culturen. De acceptatie van de Griekse godheden had de grootste invloed op de Romeinse religie. De vroegste Griekse godheden die door de Romeinen werden overgenomen waren Castor and Polydeuces in 484 voor Christus. Later werd in de 5e eeuw voor Christus de Griekse god Apollo geïntroduceerd. Apollo zou uiteindelijk een symbool worden van de Romeinse deugdzaamheid en ascetisme. Andere Romeinse goden die Griekse karakteristieken overnamen waren onder andere Diana (Artemis), Mercurius (Hermes), Neptunus (Poseidon), Venus (Afrodite), en Vulcanus (Hephaestus).
Terwijl Rome doorging met het uitbreiden van haar politieke en geografische invloed, ging Rome ook door met met het assimileren van een grotere variëteit aan religieuze geloofsystemen en gebruiken. In sommige gevallen werd een buitenlandse god geassimileerd om een bepaalde rol in de uitbreiding van Rome te vervullen. Dit was het geval voor de godin Cybele, wiens verering het directe resultaat was van de dreiging die vanuit Hannibal tegenover Rome uitging. Hoewel Hannibal uiteindelijk werd verslagen, hield de verering van Cybele hiermee niet op. De Romeinen begonnen ook verlosser-goden uit zogenaamde "mysterie" religies in hun geloofsysteem op te nemen. Eén van deze was de Perzische religie genaamd Mithrasisme. De Perzische God Mithra (god van licht en wijsheid) bood verlossing aan door middel van het geloof in een onsterfelijke ziel. Deze religies werden populair omdat zij een groter gemeenschapsgevoel boden dan het strikte pantheïsme.
Romeinse Goden - Goddelijke Keizers
De aard van de Romeinse goden breidde zich opnieuw uit toen het Romeinse Rijk in aanraking kwam met het geloof van goddelijk koningschap. In eerste instantie verwierpen de Romeinen het idee dat een menselijk heerser als een god zou worden aanbeden. In 44 voor Christus liet Julius Caesar een beeld van zichzelf maken met de inscriptie, "De onoverwonnen god", en hij riep zichzelf uit tot dictator voor het leven. In datzelfde jaar werd Julius Caesar vermoord door burgers die wilden dat Rome zou terugkeren naar haar vroegere republikeinse ideeën. Caesar's erfgenaam, Octavianus (Agustus), kroonde zichzelf als de eerste keizer van Rome. Maar, hij vermeed elke claim van goddelijkheid. Het idee dat de keizer goddelijk was werd feitelijk tot laat in de 1e eeuw na Christus bespot.
Maar toen het bestuur van het Romeinse Rijk meer autocratisch werd en heersers bijna ongelimiteerde macht kregen, accepteerden de keizers uiteindelijk de goddelijke eerbetuigingen. Dit geloof in de goddelijke autoriteit van de keizer leidde uiteindelijk tot de vereiste dat een offer aan de keizer moest worden gebracht als teken van loyaliteit. Deze vereiste offergave aan de keizer werd een significante bron van conflicten met de vroege Christenen. Christenen weigerden om de keizer als een god te vereren en waren daarom niet bereid aan hem te offeren. Dit leidde tot vervolging van de Christenen door de Romeinse politieke autoriteiten die toezagen op naleving van deze praktijk. De periode waarin Romeinse keizers als goden werden vereerd ging door tot in de 4e eeuw na Christus, toen Keizer Constantijn de Grote de eerste Romeinse keizer werd die zich tot het Christendom bekeerde. In 392 na Christus verbood keizer Theodosius I het uitoefenen van heidense religies in Rome in alle vormen.
Welkom bij Clubs!
Kijk gerust verder op deze club en doe mee.
Of maak zelf een Clubs account aan: