Geplaatst op vrijdag 24 augustus 2018 @ 02:56 , 1610 keer bekeken
Bij uitgeverij Atheneum verscheen het boek "Grieken. Hoe een cultuur zich over de wereld verspreidde". Wat maar weinigen weten is dat de Griekse beschaving zich heeft uitgestrekt rond de Zwarte Zee en in het hele Midden-Oosten, en dat er zelfs Griekse steden waren in de uitlopers van de Himalaya. In dit boek beschrijft Cambridge-docent Philip Matyszak de geschiedenis van de Grieken buiten Griekenland, zoals Sappho van Lesbos, Archimedes uit het Italiaanse Syracuse en Herodotus uit Klein-Azië.
Rond 1200 v.Chr. maakte het antieke Griekenland deel uit van een samenhangend cultuurgebied dat volop in ontwikkeling was en dat zich uitstrekte van Indië tot aan het westelijke Middellandse Zeegebied. Op dit hoogtepunt van de bronstijd liepen er handelsroutes van Brittannië tot ver in Azië. Een Egyptische farao kon begraven worden met om zich heen kruiken uit Mesopotamië, olijfolie uit Cyprus, cederhout uit Libanon en bronzen voorwerpen die tin uit Wales bevatten. Het was de tijd van de Hethieten, de minoïsche stierspringers op Kreta en de ‘paleiscultuur’ van het Myceense Griekenland, een wereld die zou voortleven in de legendes over Hercules en Helena van Troje. Deze wereld was ontwikkeld, verfijnd, welvarend – en ten dode opgeschreven.
Het noodlot dat toesloeg was verschrikkelijk en het is nog steeds onbegrepen. In de jaren tussen 1050 en 1000 v.Chr. werden vrijwel alle steden van enig belang in de antieke wereld geplunderd en verwoest. Zelfs het machtige Egypte, met zijn natuurlijke verdedigingslinies van zee en woestijn, werd op grote schaal belaagd door de Hyksos, de zeevolkeren, en onder die druk verviel het land bijna tot anarchie. De hethietische en de minoïsche beschaving, die niet zulke sterke natuurlijke grenzen hadden, werden van de aardbodem weggevaagd. De handel stortte ineen, bevolkingsaantallen liepen dramatisch terug en in het westelijke Middellandse Zeegebied begon een ‘donkere periode’ die meer dan tweehonderdvijftig jaar geduurd heeft.
De geleerden zijn het er niet over eens wat nu precies de oorzaak van deze ineenstorting was. Er is gedacht aan vulkaanuitbarstingen, en dan met name de grote uitbarsting van de vulkaan Thera (het huidige Santorini), die klimaatveranderingen tot gevolg hadden. De Thera spuwde naar schatting zo’n zestig kubieke kilometer aan puin de atmosfeer in; de invloed die dat op het weer had werd tot in China opgemerkt en vastgelegd. Maar ook invasies door barbaren, heftige epidemieën en een economische crisis zijn wel gesuggereerd als mogelijkheden. En als deze fenomenen niet de oorzaak van de donkere periode waren, dan hebben ze er in elk geval wel aan bijgedragen.
Griekenland met zijn Myceense beschaving werd niet gespaard. In alle steden die daar zijn opgegraven hebben archeologen sporen van verwoesting uit deze periode aangetroffen. Er hebben zich in de laatste decennia van de elfde eeuw v.Chr. de vreselijkste dingen afgespeeld, waaronder brandschatting en plundering. De lijken werden niet begraven maar bleven gewoon op straat liggen. De overlevenden trokken zich terug in afgelegen valleien en in versterkingen boven op heuvels. In de daaropvolgende decennia verleerden de mensen het schrijven, en het economisch verkeer werd gereduceerd tot ruilhandel tussen naburige dorpen.
De Griekse bevolking veranderde van samenstelling. In latere Griekse tradities is sprake van de Doriërs, een volk dat zichzelf aanduidde als ‘de zonen van Hercules’ en dat vanuit de Balkan naar het zuiden trok, waarna het het grootste deel van de Peloponnesus in bezit nam. Later identificeerden de Grieken zichzelf ofwel met de oorspronkelijke Ioniërs en Arcadiërs, ofwel met deze binnenvallende Doriërs (vooral de Spartanen zagen zichzelf als Dorisch).
Als gevolg van de Dorische invasie sloegen de oorspronkelijke bewoners van de Peloponnesus op de vlucht. Ze vestigden zich in soms verafgelegen streken en stonden zo aan de wieg van het Griekse rijk dat in de daaropvolgende periode zou opkomen. Althans, zo zagen de oude Grieken dat zelf. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat het plaatje in werkelijkheid een stuk complexer was. Om te beginnen is het niet duidelijk of de Doriërs de oorspronkelijke bevolking hebben verdrongen of zich ermee hebben vermengd. Het kan ook nog zijn dat zijzelf de eerste bewoners van het schiereiland waren. In elk geval is de ineenstorting van de Myceense beschaving niet alleen aan de Doriërs te wijten. Maar in dit boek kijken we niet zozeer naar oorzaken als wel naar gevolgen, en het gevolg van de ineenstorting in de donkere periode was hoe dan ook dat de Griekse beschaving zich verspreidde over het hele Middellandse Zeegebied en daarbuiten.
Toen de nevelen van de donkere periode optrokken en het archaïsche Griekenland zichtbaar werd, woonden er niet alleen Grieken ver buiten hun eigen land, maar de ‘buitenlandse’ steden liepen ook nog eens voorop bij het uitdragen van de Griekse beschaving in de nieuwe tijd. Voor de mensen in de oudheid omvatte ‘Griekenland’ ook delen van Klein-Azië, de eilanden in de Egeïsche Zee, Sicilië en grote delen van Zuid-Italië. Als de belangrijkste delen van de Griekse wereld golden Hellas, het eigenlijke Griekenland; dan Ionië, de Griekse steden op de Egeïsche eilanden en in de kustregio van Klein-Azië; en ten slotte Magna Graecia, dat onder meer Sicilië en het zuiden van Italië omvatte. In totaal waren er honderden Griekse koloniën (de stad Miletus alleen al stichtte er dertig). Van Mainake in het zuiden van het Iberisch schiereiland tot Phasis aan de Zwarte Zeekust van het huidige Georgië, vormden de Griekse kustnederzettingen ‘een Griekse zoom op een barbaarse mantel’ (Cicero, De re publica, 2.9).
Deze steden hadden veel meer gemeenschappelijk dan hun Griekse cultuur. Om te beginnen lagen ze allemaal aan of vlak bij zee. Ook de filosoof Plato had daar een mooi beeld voor: volgens hem waren de Griekse steden rond de Middellandse Zee net ‘kikkers om een vijver’ (Phaedo, 109b). Van Halicarnassus in Klein-Azië tot Syracuse op Sicilië gingen Griekse kolonisten vermoedelijk telkens op dezelfde manier te werk. Eerst zochten ze een eilandje voor de kust, om daar een versterkte basis te vestigen. Vervolgens gingen ze zakendoen met de plaatselijke bevolking en zodra die een beetje aan ze gewend was geraakt, stichtten ze een nederzetting op het vasteland, waarbij de eilandbasis voor de zekerheid aangehouden werd.
Hoe belangrijk deze procedure voor de eerste kolonisten was, blijkt uit het voorbeeld van Chalcedon. Deze stad werd later wel ‘de stad der blinden’ genoemd, omdat de stichters kennelijk niet in de gaten hadden gehad dat er aan de overkant van de Bosporus een veel aantrekkelijker locatie voorhanden was – het latere Constantinopel. Echter, bij Chalcedon had men de beschikking over het schiereiland Kadıköy als ‘basis buitengaats’, en iets dergelijks ontbrak aan de Europese kant van de zeestraat.
Doorgaans hechtten de koloniën aan een goede band met hun stichterstad (voor Chalcedon was dat bijvoorbeeld Megara). Zo’n band berustte niet alleen op sentiment maar ook op handel. Goederen uit de respectieve achterlanden werden op koopvaardijschepen af- en aangevoerd. De Atheners exporteerden vazen naar Fenicië en importeerden de beroemde paarse kleurstof uit dat land. De Feniciërs op hun beurt verkochten die vazen weer door naar Egypte in ruil voor graan en papyrus. Chinese zijde en slippers uit Perzië, geïmporteerd door de steden in Anatolië, konden in Rhegium geruild worden tegen was, kaas en slaven uit Italië. Tussen Carthago en de Grieken op Sicilië was het niet alleen haat en nijd maar werd er ook gehandeld in ivoor, tin uit Cyprus, of bronzen voorwerpen uit Etrurië.
Handel bracht voorspoed in steden als Korinthe. Die stad had zoveel voordeel van haar ligging op het smalste stuk van de Peloponnesische landengte dat ze vaak werd aangeduid als ‘het welvarende Korinthe’. En in Sybaris in Zuid-Italië ontwikkelde men zo’n luxueuze levensstijl dat zelfs nu nog het woord ‘sybaritisch’ staat voor zelfvoldane decadentie.
Uit de diverse achterlanden kwamen er niet alleen allerlei goederen naar de Griekse wereld maar ook cultuur, ideeën, godsdiensten en filosofieën. Deze stimulerende uitwisseling zorgde in de vijfde eeuw voor een intellectuele revolutie die de wereld tot op de dag van vandaag mede bepaald heeft.
Dit is het oude Griekenland – maar niet zoals wij het kennen. Wat maar weinigen weten is dat de Griekse beschaving zich heeft uitgestrekt rond de Zwarte Zee en in het hele Midden-Oosten, en dat er zelfs Griekse steden waren in de uitlopers van de Himalaya. In dit boek wordt de geschiedenis verteld van de Grieken buiten Griekenland, zoals Sappho van Lesbos, Archimedes uit het Italiaanse Syracuse en Herodotus uit Klein-Azië. En zoals zij waren er veel meer.
Philip Matyszak schrijft over de Griekse soldaten, staatslieden, wetenschappers en filosofen die, hoewel ze zelden of nooit voet hebben gezet op het Griekse vasteland, de fundamenten legden voor de Griekse cultuur. Hij heeft het niet over de Atheense democratie of het Spartaanse militarisme, maar hij geeft ons een frisse kijk op wat het betekende om Griek te zijn door het verhaal te vertellen van de Grieken overzee, van het huidige India tot Spanje.
Bron: Philip Matyszak; Historiek.net
Welkom bij Clubs!
Kijk gerust verder op deze club en doe mee.
Of maak zelf een Clubs account aan: