Geplaatst op zondag 02 november 2003 @ 01:40 , 1082 keer bekeken
23 levensechte Neanderthalerfiguren waren het komende jaar rond in het Gallo-Romeinse museum van Tongeren. Zij moeten onze cliches over deze oermens met zijn uitgesmeerde kaak, zijn brede neusgaten en dikke wenkbrauwen bijspijkeren.
Neanderthaler is in vele talen een scheldwoord geworden, het synoniem voor bruut, dom en primitief. De term gaat terug op de ontdekking van mensachtige gebeenten in een steengroeve in het Neanderdal bij Dusseldorf begin september 1856. De wetenschappelijke hypotheses die daarop gebouwd werden, zijn inmiddels aan correctie toe. En dus zeker de cliches die er uit voortkwamen.
Zoals vaak bij wetenschappelijke ontdekkingen, was de vondst in het Neanderdal niet de eerste - er was al in 1830 een gelijkaardig gebeente gevonden in Engis bij Luik. Maar het was wel de eerste waarbij de ontdekkers zich van iets nieuws bewust waren. De Duitse wetenschappers die in de steengroeve de brokstukken van de skeletten te zien kregen, kwamen vrij snel tot de conclusie dat het zeer oude resten moesten zijn, van in de ijstijd zelfs, en dat het mogelijk om een wat primitievere variant van de mens moest gaan.
Dat laatste was, enkele jaren voor de publicatie van Darwins Origin of Species, ronduit een spectaculaire hypothese, maar ook een logische uitleg voor de vele lichamelijke afwijkingen van het skelet tegenover een eigentijds menselijk geraamte. Maar het wetenschappelijk establishment hield het bij een gewoon misvormd skelet, kromgetrokken door rachitis. Totdat enkele decennia later steeds weer nieuwe, gelijkaardige gebeenten werden opgegraven, onder meer in de grotten van Spy.
De nonsens van de eerste onderzoekers van het Neanderdal werden dus wetenschap. En zoals dat dan gaat, ging nauwelijks nog iemand aan de zwakheden van de eerste hypothesen twijfelen. Sterker nog, wetenschappers gingen de nu bewezen primitiviteit van wat een schakel tussen aap en mens leek, nog benadrukken. De Fransman Marcellin Boule was zo iemand, vlak voor de Eerste Wereldoorlog, al werd hij voor een stuk de verkeerde richting ingedreven door een skelet dat sporen van aderverkalking vertoonde.
Veldwezelt
De creatieve pen van een tekenaar die Boules visies vertaalde voor het brede publiek, deed de rest. Op zijn prent is een behaarde aap te zien met dikke wenkbrauwen, brede neusgaten en een vooruitgeschoven kaak, die met een knots achter een rots zijn prooi staat op te wachten. De tekening sprak zo tot de verbeelding dat ze brede verspreiding vond. Het cliche was geboren, het scheldwoord Neanderthaler ook.
Pas de jongste decennia is er opnieuw wat beweging gekomen in het onderzoek naar de Neanderthalers. Nieuwe technieken in de archeologie hebben daartoe bijgedragen, maar ook een herverkenning van de oorspronkelijke vondst aan het eind van de jaren tachtig. In eigen land werkt een equipe van het Labo voor Prehistorie van de KU Leuven sedert 1998 elke zomer aan de ontrafeling van een site in het Limburgse Veldwezelt aan de Maas.
Met zekerheid weten we nu dat de Neanderthaler een aparte soort was van de mensachtigen, die tussen 200.000 en 30.000 voor Christus in Europa heeft geleefd. Dat is de periode van de ijstijden, waarin de poolkap herhaaldelijk - en soms razendsnel, in een paar decennia tijd - heen en weer schoof, tot waar vandaag de laagvlakte in Europa reikt (dus ook bij ons). Het aanpassingsvermogen van die mens moet groot geweest zijn. Dat Neanderthalers hun eten jaagden is ook duidelijk, uit de skeletten van bizons en beren. Over grote aantallen spreken we echter niet. Omstreeks 50.000 voor Christus zouden naar schatting 250.000 mensen heel Europa hebben bevolkt.
Daarnaast zijn er indicaties. Uit vondsten van toch al sterk bewerkte stenen en vrij gesofisticeerde speren leiden de wetenschappers af dat de Neanderthaler al over een aantal vaardigheden beschikte - wat ook bevestigd wordt door de botstructuur van vingers en handen - en in staat was planmatig iets te maken. Het cliche van de primitieve bosaap is daarmee van tafel geveegd.
Maar al de rest blijft op het terrein van de hypothese: was de Neanderthaler creatief en artistiek bezig, was er een begin van cultus (met berenskeletten bijvoorbeeld), en bovenal sprak hij, stamelde hij of zei hij helemaal niets? Elke indicatie voedt de hypothesen en de discussie onder de wetenschappers. Maar de vondsten blijven schraal en schaars, en leveren zelden doorslaggevende argumenten. De wederopbouw van de prehistorie is een werk van eeuwen.
Welkom bij Clubs!
Kijk gerust verder op deze club en doe mee.
Of maak zelf een Clubs account aan: