Van Prehistorie tot Middeleeuwen

Geplaatst op vrijdag 18 mei 2001 @ 18:36 , 6188 keer bekeken

De Godkoning De heerser van Egypte was de farao. Hij was een godkoning. Als zoon van de goden gaf hij leiding aan het land. De eerbied was enorm. Het was een eer de grond voor zijn voeten te mogen kussen. Het volk en zijn dienaren wierpen zich voor hem op de grond en mochten hem niet aankijken. Macht Als teken van zijn macht droeg een farao een staf en een dorsvlegel in zijn handen. Op zijn hooft stond een dubbele kroon van Boven- en Beneden- Egypte. De koppen van een gier en een cobra op de kroon beschermde hem. aan zijn voeten droeg hij sandalen, met op de zolen afbeeldingen van verslagen vijanden, zodat hij de hele dag over hen heen liep. De taken van de farao De farao besefte dat het nodig was zijn land goed te organiseren. Als het land welvarend was en de boeren goede oogsten hadden, werd Egypte machtig. Zijn eerste taak was ervoor te zorgen dat de landbouw goed was geregeld. Daarnaast had de farao de leiding over de verdediging van het land. Als opperbevelhebber moest hij ervoor zorgen dat zijn soldaten goed getraid waren. Bij belangrijke godsdienstige plechtigheden was hij de hogepriester. Hij was een godenzoon en kon van alle Egyptenaren het best met de goden omgaan. Ambtenaren De farao had veel mensen in dienst. Deze ambtenaren zorgden ervoor dat zijn bevelen overal in het land werden uitgevoerd. De farao hield zijn ambtenaren goed in de gaten. Zij mochten zich niet laten omkopen of de boeren te hoge belastingen laten betalen. Sommige farao's waren echter niet sterk genoeg en hadden hun ambtenaren niet in de hand. Onder een zwakke farao kreeg Egypte bovendien soms te maken met invallen van buitenlandse legers. Het triest gevolg was dat het volk dan gebrek leed. Groot huis De naam farao komt van "per-o" dat betekend "groot huis", het koninklijk paleis. Daar woonde de farao met zijn gezin afgezonderd van het gewone leven. De vrouw van de farao moest ook goddelijk zijn. Het kwam daarom nogal eens voor dat hij trouwde met zijn zuster of zelf een enkele keer met zijn eigen dochter. Het paleis was enorm groot. Het was gebouwd van eenvoudige kleistenen, maar voorzien van alle luxe. De farao ontving hier zijn raadsheren en buitenlandse gezanten om staatszaken te bespreken. In het "grote huis" woonde ook de harem van de farao. Hij had vele vrouwen. Sommige werden gestuurd door andere vorsten om de vriendschap van hun land met Egypte te verzekeren. De haremvrouwen gaven de farao voldoende nakomelingen: Ramses II verwekte 79 zonen en 59 dochters. Dynastieen De eerste koning die erin slaagde boven- en beneden-Egypte tot een machtig land te maken leefden rond 3100 v. Chr. Dat was de farao Menes. Latere beroemde farao's waren Toetmosis III en Ramses II, die van Egypte een groot rijk maakten. Een farao werd opgevolgd door zijn zoon. Zo'n famillie van elkaar opvolgende farao's noemt men een dynastie. Toch gebeurde het weleens dat een zoon zijn vader niet opvolgde. Een farao werd soms verdreven door een ver familielid of door een generaal die dacht dat hij het beter kon. Soms regeerde een vrouw over Egypte. Farao Hatsjepsoet bestuurde Egypte voor haar onvolwassen stiefzoon. Tot haar dood gaf ze die macht niet meer uit handen. Meestal liet zij zich als man afbeelden. Cleopatra was de laaste farao van Egypte. Zij stierf in 30 v. Chr. toen zij zich omsingeld door Romeinse soldaten, door een gifslang liet bijten.