Aristoteles

Geplaatst op zaterdag 17 oktober 2009 @ 19:05 , 1037 keer bekeken

aristoteles.jpg

Aristoteles speelt een sleutelrol in de verbinding tussen de kennis van de Antieke Oudheid en de moderne wetenschap. Terwijl Plato in zijn filosofie niet meer dan idealen aanreikte, ontwierp Aristoteles een manier om de werkelijkheid te bestuderen. Aristoteles wordt vaak genoemd als één van de grootste filosofen van de geschiedenis en de invloed van zijn denken wordt alleen geëvenaard door Plato.
De Stanford Encyclopedia stelt:

Aristotle's influence is difficult to overestimate. (.) [ His works] eventually came to form the backbone of some seven centuries of philosophy, in the form of the commentary tradition, much of it original philosophy carried on in a broadly Aristotelian framework. They also played a very significant, if subordinate role, in the Neoplatonic philosophy of Plotinus and Porphyry. Thereafter, from the sixth through the twelfth centuries, although the bulk of Aristotle's writings were lost to the West, they received extensive consideration in Byzantine Philosophy, and in Arabic Philosophy, where Aristotle was so prominent that be became known simply as The First Teacher.(bron) 

En:

Aristotle's logic, especially his theory of the syllogism, has had an unparalleled influence on the history of Western thought. (.) This unique historical position has not always contributed to the understanding of Aristotle's logical works. Kant thought that Aristotle had discovered everything there was to know about logic, . (...) More recent scholarship has often applied the very techniques of mathematical logic to Aristotle's theories, revealing (in the opinion of many) a number of similarities of approach and interest between Aristotle and modern logicians. (bron) 

En:

The extent to which Aristotelian thought has become a component of civilization can hardly be overestimated. (Encyclopedia Britannica, 14, 63).

Aristoteles leefde in de vierde eeuw voor Christus toen filosofie eigenlijk de algemene term was voor het denken over de wereld. Aristoteles was negentien jaar in de leer geweest bij Plato, die vooral bekend is geworden vanwege de ideeënleer en zijn politieke opvattingen. Vanwege de ideeënleer geldt Plato als realist, omdat hij de concepten (ideeën) als werkelijk bestaand opvatte. Aristoteles verwierp dit centrale punt van de opvattingen van Plato en sloeg een andere weg in. Hij besloot namelijk om elk onderwerp, zoals fysica, meteorologie, logica, retorica, enzovoort, als een eigen gebied te beschouwen en elk gebied te onderzoeken op zijn eigen kenmerken. Om deze reden wordt Aristoteles gezien als de eerste wetenschapper. De indeling die Aristoteles toepaste, wordt in grote lijnen nog gevolgd. Aristoteles was dus een voorloper van Descartes en Newton in de opvatting dat we de alledaagse werkelijkheid zoals die zich aan ons voordoet, kunnen bestuderen en daarbij al werkend ons begrip ervan kunnen verbeteren (empirisme).
 
Er is één gebied waarin Aristoteles alle andere denkers heeft overtroffen tot in de huidige tijd en dat is de logica. Al in de oudheid werd het systeem van Aristoteles algemeen gebruikt, met name door de neoplatonici werd het verspreid in het Romeinse Rijk. De werken over logica van Aristoteles worden samengevat met de term Organon.
Aristoteles heeft ongeveer 170 werken geschreven, hetgeen we weten uit de lijst die Diogenes Laërtius (onder XII) opstelde. Daarvan zijn er 30 bewaard gebleven, die samen ongeveer 2000 pagina's tekst vormen. Van deze 30 vormen 7 werken het Organon en het zijn deze zeven werken die al tweeduizend jaar de basis van het westerse denken vormen.
 
Al in de Oudheid werden deze werken als een geheel gezien en gebruikt. Aan de lijst van de oorspronkelijke zes werken van het Organon werd vaak de Metafysika toegevoegd. Dit werk is een soort handboek dat door Andronicus in de eerste eeuw na Christus werd toegevoegd ten behoeve van leerlingen.
 
Van de werken van het Organon steken er twee boven de andere uit: De Categoriae en Analytica Priora (meestal worden deze Latijnse namen gehanteerd, maar de oorspronkelijke titels waren uiteraard in het Grieks). De Categoriae ontleent zijn belang aan het gegeven dat het al vanaf Augustinus een rol speelde in het denken over de Heilige Drieëenheid en de natuur van Jezus, terwijl in de Analytica Priora het syllogisme wordt uitgewerkt, de redeneervorm die tweeduizend jaar lang de logica zou domineren.
Naast de originele teksten van Aristoteles en Plato waren er commentaren beschikbaar van diverse Latijnse schrijvers, zoals Tertullius, Ambrosius, Cicero en Seneca.  (bron)
 
Het syllogisme is een stelsel van drie beweringen (premissen) waarmee één bepaald geval wordt vergeleken met een algemene situatie, waarna een conclusie volgt. De opstelling is als volgt: (ook bekend als deductie)

(1)   Alle mensen zijn sterfelijk. (premisse maior)
(2)   Piet is een mens. (premisse minor)
(3)   Piet is sterfelijk.

Bovendien moet elke premisse een bepaalde vorm hebben, om te vermijden dat er een lege uitspraak ontstaat ("Zonnig weer is mooi") of een zelfnoemfunctie ("Een zwaar voorwerp is een voorwerp dat veel weegt"). Deze bepaalde vorm legde Aristoteles uit in een formule in het Grieks die vertaald neerkomt op 'wat het zijn is van het voorwerp'.
Dus in de premisse "Alle mensen zijn sterfelijk" is sterfelijk een aspect van zijn van het voorwerp mens (voorwerp in de zin van voorwerp in de premisse). Het sterfelijk zijn van mensen is een zodanig herkenbare eigenschap van mensen, dat het besproken kan worden als een afgebakende categorie en er uitspraken over gedaan kunnen worden. Omdat Romeinse schrijvers deze formule moeilijk te hanteren vonden, bedachten ze een term voor het gebruik in het Latijn, de essentia. Dit is afgeleid van esse (zijn, bestaan, leven). Het is later een zelfstandig leven gaan leiden: we veronderstellen in het taalgebruik vaak dat dingen of vraagstukken een essentie hebben, maar in wezen is het weinig meer dan een vorm van beeldspraak om de gedachten richting te geven.
Omdat het begrip essentie in dit deel van de logica verwantschap vertoont met het begrip categorie in de categorieënleer van Aristoteles, is de essentie betrokken in de discussie over de eigenschappen noodzakelijk en afhankelijk die later zo een grote rol zouden spelen in het denken van Avicenna en Thomas Aquino.
 
Het belang van dit punt, de vertaling naar het latijnse essentia, zou later in de islamitische wereld verder ontwikkeld worden door met name Avicenna, maar ook Averroës.
 
In De Categoriae legt Aristoteles uit welke uitingen een propositie (bewering) vormen, dat wil zeggen een bewering waarvan met zekerheid kan gezegd worden of deze waar of onwaar is. De structuur van een dergelijke bewering moet ten minste bestaan uit een subject en een predicaat. Het predicaat geeft een eigenschap of toestand weer van het subject en Aristoteles onderscheidde tien mogelijke basissoorten van eigenschappen of toestanden, de zogenaamde categorieën (zoals essentie, tijd, plaats, kwantiteit, enz.). Over het precieze aantal categorieën is in de loop der eeuwen verschillend gedacht, maar de structuur heeft algemene ingang gevonden. De eerste hoofdstukken van De Categoriae zijn nog steeds de basis van de moderne logica, terwijl andere beweringen van Aristoteles, zoals op gebied van dynamica en biologie, inmiddels zijn weerlegd.
 
De Categoriae is vanaf de Romeinse tijd altijd in het Westen beschikbaar geweest, van de Analytica Priora is dat minder zeker.
Er zijn enkele kopieën uit de 9de en 10de eeuw overgeleverd, maar de meeste zijn uit latere eeuwen. Er zijn ongeveer 2000 vertalingen van Aristoteles naar het Latijn geteld [1]. Een exemplaar dat recent op een veiling werd aangeboden, kreeg als startprijs EUR 60.000.
Als zoveel handschriften de tand des tijds hebben overleefd, lijkt het aannemelijk dat er vele duizenden ten onder zijn gegaan door slijtage, brand en vochtigheid.
De invloed  van de originele teksten van Aristoteles is in de Middeleeuwen tamelijk gering geweest. De oorzaak hiervan wordt meteen duidelijk als men deze teksten gaat lezen. Ze zijn vaak moeilijk te begrijpen, zelfs als men het onderwerp vooraf heeft bestudeerd, omdat de zinsbouw zeer beknopt en technisch is. Men vermoedt dan ook dat de teksten eigenlijk samenvattingen zijn, een soort tekstboek bij een opleiding, dat niet bedoeld was om gebruikt te worden zonder mondelinge toelichting.
 
Dit kernachtige karakter van de werken van Aristoteles maakte dat latere denkers het nodig vonden om de tekst te voorzien van een toelichting. In de Middeleeuwen waren er tenminste drie van dit soort teksten met toelichting in omloop:
 
Van De Categoriae:
 
1.      De nauwgezette vertaling door Boëthius;
2.      Een ingekorte vertaling van Boëthius, aangevuld met commentaren van een onbekende hand;
3.      Een parafrasering van de tekst van Aristoteles, toegeschreven aan Augustinus, maar waarvan de samensteller onbekend is, bekend onder de naam Categoriae Decem. [2]
 
Daarnaast bestonden er meer besprekingen of bewerkingen van De Categoriae:
 
De Isagoge (introductie) door Porphyrius, later vertaald  door Marius Victorinus, rond 400;
Idem, maar vertaald door Boëthius (ca. 520), in een korte en een lange versie. [3]
Twee werken van Marinus Victorinus, Adversus Candidum en Adversus Arium,
De Trinitate van Augustinus, dat de categorieënleer gebruikte om theologische kwesties op te lossen.
Boek 4 van De nuptiis Philologiae et Mercurii van Martianus Capella was gewijd aan logica.
Institutiones van Cassiodorus, dat een korte bespreking van de categorieënleer bevat en meer getrouw Aristoteles volgt dan de Categoriae Decem.
 
Het was vooral de Categoriae Decem die door Alcuin, werkzaam aan het hof van Karel de Grote, werd gebruikt om een soort onderwijssysteem op te zetten in het Frankische Rijk.
Deze teksten waren op een aantal plaatsen beschikbaar, vooral in kloosters. Ze werden gebruikt om te verklaren dat Jezus zowel een goddelijke als een menselijke natuur (ousia) had. Omdat Aristoteles voor essentie, de enige van de tien categorieën die hij als primair aanmerkt, het woordt ousia gebruikt, nam men in de middeleeuwen zonder meer aan dat hij daarmee hetzelfde bedoelde als de Christelijke Kerk.
 
Van de opgesomde werken werd vooral de Isagoge (nr 5) veel gebruikt, omdat we weten dat er in de 9de eeuw veel kopieën van werden gemaakt. Het werk werd vaak in samenhang met de Categoriae Decem (3) bestudeerd, omdat dit werk een nadrukkelijk christelijke inslag had [4]. De Trinitate van Augustinus (7) werd gelezen in bijna alle belangrijke centra in de negende eeuw en later [5]. Het werk van Cassiodorus werd zeer algemeen gelezen, maar vooral in de eerste periode van de middeleeuwen [6].
In de 10de eeuw gaat men de beschikbare teksten anders bestuderen. De belangstelling voor de metafysische aspecten wordt minder en die voor de technische aspecten neemt toe. In deze eeuw verschijnen meer exemplaren van het commentaar van Boëthius op De Categoriae [7]
 
De Categoriae heeft een beslissende invloed gehad op het denken van de Oudheid en de Middeleeuwen omdat dit werk het meest gebruikte middel was om te denken over de relatie tussen god en de wereld en het beschouwen van de werkelijkheid.
Het speelde bovendien een centrale rol in het verwerpen van het platoonse wereldbeeld. Plato had immers gesteld dat de Ideeën bestonden voor de dingen op zich, iets dat door waarneming wordt weerlegd. Het is immers niet mogelijk om de abstracta (universalia) te kennen zonder eerst waarnemingen te doen van individuele zaken (particularia).
 
Tegen de tijd dat de vertalingen van Boëthius in het Latijnse Westen in circulatie kwamen, was men al gewend aan het gebruik van Griekse filosofie als aanvulling op de christelijke leer. Augustinus en Ambrosius hadden hun christelijke opvattingen altijd verdedigd met Griekse kennis. Hierbij werden de idealen van Plato verenigd met de logica van Aristoteles. Op deze wijze ontstond een traditie, die in latere eeuwen tegenstrijdigheden tot gevolg had, omdat in het Latijnse westen niet alle originele teksten beschikbaar waren en de bewerkingen het werk van Aristoteles niet altijd even goed weergaven.
 
Omdat over de situatie vóór 1100 weinig met zekerheid te zeggen valt, maar des te meer over de periode daarna, omdat toen de vertalingen uit het Grieks en Arabisch op gang kwamen, doen de meeste historici de vroege middeleeuwen af als een periode waarin weinig gebeurde. In werkelijkheid werd in de periode tussen 500 en 1100 een solide basis gelegd voor wat later zou volgen. Uit de beschikbare informatie blijkt dat

  • de belangrijkste werken van Aristoteles beschikbaar waren en bestudeerd werden;
  • dat meerdere commentaren in omloop waren, die vaker bestudeerd werden dan de originele werken, omdat ze makkelijker te lezen waren
  • dat er een traditie bestond om het Griekse denken te gebruiken om de christelijke leer uit te leggen, en dat die traditie na 1100 werd voortgezet
  • dat de Griekse en Arabische vertalingen van na 1100 dus geen geheel nieuwe informatie aanleverden, maar werden gebruikt om de inhoud van eerdere teksten te vergelijken met de nieuwe vertalingen.

Bronverwijzingen:
 
[1] E. Grant, The foundations of modern science, 1996, p. 26.
[2] Marenbon, From the circle of Alcuin to the school of Auxerre. Logic, theology and philosophy in the early middle ages. 1981,p.16.
[3] J. Marenbon, p. 17.
[4] Marenbon, op. Cit. p. 17. op. Cit.,
[5] Marenbon, op. Cit, p. 19.
[6] Marenbon, op. Cit, p. 20.
[7] Marenbon, Early medieval philosophy 480-1150, an introduction, 1983, p. 81. (internet publicatie).


Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan: