Geplaatst op zaterdag 15 december 2012 @ 19:15 , 3923 keer bekeken
Vierhonderd pagina’s over de geboorte van Rome leveren, in the end, geen uitsluitsel over de geboorte van Rome. Waarom is dit boek dan toch de moeite van het lezen waard?
‘Laten we hieraan vasthouden,’ aldus Cicero in een brief aan zijn vriend Varro, ‘dat we ons samen aan de letteren wijden.’ Het was april van het jaar 46 voor Christus en er heerste onrust in de stad, in het rijk. Burgeroorlogen volgden elkaar al decennialang in hoog tempo op, en alle Romeinen werden steeds gedwongen kant te kiezen tussen de veldheren die het tegen elkaar opnamen. In de jaren vijftig van de eerste eeuw voor Christus, toen Cicero de brief aan Varro schreef, leek het erop dat Julius Caesar als winnaar uit de laatste oorlog was gekomen. Hij leek eveneens van plan de republiek, de staatsvorm van Rome waarin een delicate machtsbalans bestond tussen senaat, volksvergadering en consuls, voorgoed op te doeken.
Min of meer gedwongen door die veranderende tijdgeest hadden de conservatieve Cicero en Varro zich teruggetrokken uit het openbare leven in Rome. Ze wisten toen niet dat, twee jaar later, ook Caesar niet de winnaar zou blijken; tijdens een senaatszitting vond hij door tientallen messteken de dood.
Legenden, verhalen en geschiedenis
Everitt’s De geboorte van Rome opent met die ‘twee oude vrienden’, Cicero en Varro, die elkaars buren waren op het Italiaanse platteland. Ze spelen een rol van betekenis in het hele boek, niet alleen omdat van hun hand veel teksten zijn overgebleven, maar vooral omdat ze een bepaalde passie deelden: beide schrijvers waren enorm geïnteresseerd in het verleden van ‘hun’ Rome. Die interesse delen ze niet alleen met elkaar, maar ook met de auteur zelf: Anthony Everitt.
Na zijn biografieën over Cicero, Hadrianus en Augustus, stort Everitt zich dit keer op het begin van alles: de geboorte van Rome. Hij verdeelt zijn boek in drie delen: Legenden (‘over de koningstijd, waarin de meeste gebeurtenissen niet historisch zijn of niet op de beschreven manier hebben plaatsgevonden’), Verhalen (‘over de verovering van Italië en de strijd om de staatsinrichting, waarbij feit en fictie door elkaar heen lopen’) en Geschiedenis (‘over de republiek als mediterrane grootmacht, waarbij de bronnen serieus naar objectiviteit en accuratesse streven’). Hiermee krijgt de lezer direct een ontnuchterend kijkje in de keuken van(oud-)historici: het beschikbare bronnenmateriaal is ontzettend gevarieerd, er zijn op voorhand al talloze tekortkomingen aan te wijzen en er moet altijd gepuzzeld worden om te streven naar (relatieve) objectiviteit en volledigheid.
Voor het gedeelte over het aller-prilste begin van Rome (Legenden), het ontstaan van de nederzetting aan de Tiber, baseert Everitt zich dus vooral op het mythologisch en legendarisch verhalengoed van de Romeinen, zoals dat enkele eeuwen later werd opgetekend door de schrijvende elite. Dat de bril waardoor zij rond het jaar nul naar het verleden keken al enigszins gekleurd was door de grootsheid die ze zichzelf inmiddels toedichtten, blijkt wel uit het volgende citaat van Livius (59 voor Christus – 17 na Christus):
‘Het is aan de oudheid voorbehouden om het goddelijke met het menselijke te vermengen; dat verleent het verleden een zekere waardigheid, en als er een volk is dat recht heeft op een goddelijke oorsprong, dan is dat het onze wel.’
Maar hoe zat het nu precies met die geboorte? Hoe kan het dat juist dat ene dorpje aan de Tiber uitgroeide tot de hoofdstad van een wereldrijk?
Van Romulus tot Pyrrhus
Bijna iedereen kent de scheppingsmythen en legendes: Romulus en Remus, de daaraan voorafgaande tocht van Aeneas uit Troje, die via Dido in Carthago in Alba Longa neerstreek. Die verhalen vertelt Everitt allemaal, in alle kleurrijke details. Maar daar laat hij het niet bij. In het tweede deel ‘Verhalen’ komen ook de vroegste archeologische resten aan bod die op en rond de Palatijn en het Capitool zijn gevonden. We zijn direct een illusie armer: ze dateren niet uit de periode die door Varro wordt genoemd voor de stichting van Rome, de 8e eeuw of, om precies te zijn, het jaar 753 voor Christus. Er zijn weliswaar resten gevonden van hutten en graven uit die tijd, maar die duiden er vooral op dat de heuvels werden bewoond door verschillende groepen, elk met hun eigen gebruiken.
Die ‘dorpjes’ smolten pas honderd jaar later samen tot een grotere nederzetting (650-600) waarin sprake lijkt te zijn van één gemeenschap. Dat idee baseert men op een aantal vondsten. In het moerassige dal tussen de Palatijn en het Capitool werd in deze periode een ruw soort plaveisel aangelegd (een plein of forum). Een gebouw uit ongeveer 600 is geïdentificeerd als een (voorloper van) een soort senaatsgebouw. De Cloaca Maxima, een afvoerkanaal, werd aangelegd om land droog te leggen. Op het Capitool zijn de fundamenten gevonden van een grote tempel uit deze periode, gewijd aan Jupiter Optimus Maximus. Het lijkt langzaam duidelijk te worden. Tempels, winkeltjes, openbare gebouwen: een stad was geboren.
Het derde deel ‘Geschiedenis’ is gewijd aan de roerige eeuwen waarin de Romeinse republiek, zoals uitgeroepen in 509 voor Christus, letterlijk en figuurlijk vorm kreeg. Dat ging gepaard met decennia van oorlog, oorlog en nog eens oorlog. Everitt besteedt onder andere aandacht aan de langdurige conflicten tegen Pyrrhus, Carthago (Hannibal) en Griekenland. Het resulteerde allemaal in een consolidatie van de macht van Rome in heel het Middellandse Zeegebied. Maar toen Rome dacht al haar vijanden te hebben verslagen, bleek de grootste vijand van binnen te leven. Ze waren er nog maar net aan gewend te regeren over ‘de wereld’, toen bleek dat ze steeds minder in staat waren zichzelf te regeren. Met de burgeroorlogen die volgden breekt een periode aan waarin grote veldheren (Sulla, Pompeius, Caesar) morrelen aan de grondbeginselen van de inmiddels eeuwenoude republiek.
Everitt eindigt, symbolisch genoeg, met Cicero’s ‘grafschrift’ van de hem zo dierbare republiek, de moeite van het citeren waard:
‘Toen de republiek tot ons kwam, was ze als een prachtig schilderij waarvan de kleuren al door ouderdom begonnen te vervagen. Onze eigen tijd heeft niet alleen nagelaten het op te frissen door de oorspronkelijke kleuren te herstellen, maar heeft niet eens de moeite genomen het ontwerp en de geportretteerde figuren te conserveren.’
Ook Everitt’s boek is uiteindelijk vooral een portret van de opkomst en het verval van de Romeinse republiek. Als je daar dan de titel De geboorte van Rome aan geeft, lijkt het erop dat je die republikeinse periode definieert als een soort lange aanloop naar de (onvermijdelijke?) komst van de keizertijd, ‘Rome’. Wat dat betreft was een andere titel misschien toepasselijker geweest.
Verhalen vertellen
Is dan de conclusie dat de auteur er, ondanks zijn grondige werk en zijn vertelkunst, niet in is geslaagd om over de daadwerkelijke geboorte van de stad aan de Tiber heldere opvattingen te formuleren, ideeën die het niveau van mythen overstijgen? Als het zijn opzet is geweest om juist daarover een boek te schrijven zou je zeggen: operatie geslaagd, patiënt overleden. Maar je kunt dat ‘niet slagen’ ook zien als onderdeel van een perfect geslaagd proces: de lezer maakt in vierhonderd pagina’s het proces door dat noodzakelijk is om zoveel grip te krijgen op de geboorte van Rome als je maar kunt, zonder over te gaan op pure speculatie.
Het echte doel van Everitt moeten we echter elders zoeken. De auteur legt uit: ‘De scheppingsmythen van de stad en de verhalen over de eerste eeuwen zijn vrijwel zeker niet historisch, al geloofden de Romeinen er wel in en heeft de Europese beschaving zich er tweeduizend jaar aan gelaafd. Pas in de laatste eeuw beginnen ze uit ons collectieve bewustzijn te verdwijnen. Voor zover dit boek een doel dient, wil het een waarschuwing zijn dat we niet alles zomaar overboord moeten gooien.’
En daar heeft Everitt een punt. Op een lezing die hij gaf in Amsterdam voegde hij hieraan toe dat kinderen van nu weinig tot niets meer meekrijgen van het klassieke en Bijbelse verhalengoed. Of je dat nu goed of slecht nieuws vindt; het staat buiten kijf dat, wanneer ze die verhalen niet kennen, ze niet weten wat Rembrandt en Caravaggio schilderden, of waar Shakespeare over schreef. Met andere woorden: er gaat niet alleen een schat aan verhalen aan hen voorbij, maar ook de achterliggende gedachte achter tweeduizend jaar receptie van de oudheid in kunst en cultuur over de hele wereld blijft verborgen voor ze.
Met de gedachte over verhalen die verloren gaan keerde ik na de lezing terug naar huis. Uiteindelijk was ook ik maar voor een ding door die gure Amsterdamse winteravond op de fiets gestapt: om te luisteren naar verhalen over het oude Rome. Wat ik vooral bedacht was dat hij weleens gelijk kon hebben: zulke belezen, enthousiaste en levendige Romeinse verhalenvertellers als Anthony Everitt zijn er nog maar weinig.
De geboorte van Rome
Everitt, Anthony
Uitgever: Ambo
Verkoopprijs: € 29,95
Aantal pagina's: 438
Uitvoering: paperback
ISBN-nummer: 9789026326189
Welkom bij Clubs!
Kijk gerust verder op deze club en doe mee.
Of maak zelf een Clubs account aan: